Werkwoorden Nederlands-Grieks

aaien
aanbellen
aanbevelen
aanbevelen
aanbidden
aanbieden
aanbinden (vastbinden)
aanblijven
aanbranden
aanbreken (dag)
aanbreken (dag)
aanbreken (verpakking)
aanbrengen
aanbrengen (kapitaal)
aanbrengen (plaatsen)
aanbrengen (smeersel)
aandoen (haven)
aandoen (kleding)
aandoen (kleding)
aandoen (lamp)
aandoen (veroorzaken)
aandoen (veroorzaken)
aandrijven
aandringen
aandringen
aanduiden
aanduiden
aan-en uit doen
aan-en uitgaan
aangaan (betreffen)
aangaan (contract)
aangaan (contract)
aangaan (contract)
aangaan (lamp)
aangeven (douane)
aangeven (geven)
aangeven (politie)
aangrijpen (beetpakken)
aangrijpen (emotie)
aanhalen (aanraken)
aanhalen (citeren)
aanhangen (bevestigen)
aanhangen (geloof)
aanhebben
aanhechten
aanhechten
aanhoren
aanhouden (arresteren)
aanhouden (rechtzaak)
aanhouden (voortduren)
aankijken
aanklagen
aankleden
aankleden, zich aankloppen
aankomen (aanraken)
aankomen (arriveren)
aankomen (arriveren)
aankomen (arriveren)
χαϊδεύω
χτυπάω το κουδούνι
προτείνω
συνιστώ
λατρεύω
προσφέρω
δένω
παραμένω
καίω
ξημερώνει
χαράζω
ανοίγω
προσκομίζω
συνεισφέρω
βάζω
επαλείφω
προσεγγίζω
βάζω
φοράω
ανάβω
προκαλώ
προξενώ
κινάω / κινώ
επιμένω
πιέζω φορτικά
δείχνω
υποδεικνύω
αναβοσβήνω
αναβοσβήνω
αφορώ
συμβάλλομαι
συνάπτω
συνομολογώ
ανάβω
δηλώνω
δίνω
καταγγέλλω
αρπάζω
συναρπάζω
χαϊδεύω
αναφέρω
συνδέω
πιστεύω
φοράω
επισυνάπτω
προσαρτώ
ακούω
συλλαμβάνω
αναβάλλω
διαρκώ
κοιτάζω
κατηγορώ
ντύνω
ντύνομαι
χτυπάω την πόρτα
αγγίζω
ζυγώνω
καταφθάνω
φθάνω φτάνω
aankomen (gewicht)
aankomen (gewicht)
aankondigen
aankondigen
aankopen
aanleggen (installeren)
aanleggen (installeren)
aanleggen (schip)
aanleggen (schip)
aanlengen
aanlengen
aanlopen (wiel)
aanlopen (wiel)
aanmeren
aanmeren
aanmerken
aanmoedigen
aannemen (pakken)
aannemen (pakken)
aannemen (pakken)
aannemen (personeel)
aannemen (veronderstellen)
aanpakken (karwei)
aanpakken (ondernemen)
aanpakken (vastpakken)
aanpassen (kleding)
aanpassen (kleding)
aanpassen (passend maken)
aanpassen, zich aanplakken
aanplakken
aanraden
aanraken
aanranden
aanranden
aanreiken
aanrekenen
aanrichten
aanrichten
aanrijden
aanrijden
aanschaffen
aanschieten (aanspreken)
aanschieten (kleding)
aanschouwen
aanslaan (belasting)
aanslaan (motor)
aanslaan (succes)
aansnijden (onderwerp)
aansnijden (snijden)
aanspannen (proces)
aanspannen (touw)
aanspoelen
aansporen
aansporen
aanspreken (naar de zin zijn)
aanspreken (naar de zin zijn)
aanspreken (persoon)
aanspreken (verpakking)
βάζω κιλά
παχαίνω
αναγγέλλω
ανακοινώνω
αγοράζω
εγκαθιστώ
κατασκευάζω
αγκυροβολάω
προσδένω
αραιώνω
νερώνω
μαγκώνω
σφηνώνω
αγκυροβολάω
δένω σκάφος
παρατηρώ
εμψυχώνω
αποδέχομαι
δέχομαι
παίρνω
προσλαμβάνω
υποθέτω
χειρίζομαι
καταπιάνομαι
πιάνω
δοκιμάζω
προβάρω
προσαρμόζω
προσαρμόζομαι
κολλάω αφίσα
τοιχοκολλώ
συμβουλεύω
αγγίζω
κακοποιώ σεξουαλικά
προσβάλλω την τιμή
δίνω
καταλογίζω
δημιουργώ
προκαλώ
παρασύρω με αυτοκίνητο
συγκρούομαι
αγοράζω
απευθύνομαι σε κάποιον
φοράω βιαστικά
αντικρίζω
καταλογίζω φόρο
παίρνω μπρος
έχω επιτυχία
φέρω συζήτηση προς
κόβω
προσφεύγω στα δικαστήρια
τεντώνω
εκβράζω
παροτρύνω
προτρέπω
αρέσω
γοητεύω
απευθύνομαι σε
ανοίγω
aanstaan (apparaten)
aanstaan (naar de zin zijn)
aanstalten (-maken)
aanstalten (-maken)
aanstaren
aansteken (besmetten)
aansteken (besmetten)
aansteken (vuur)
aanstellen (functie)
aanstellen (overdrijven)
aanstellen (overdrijven)
aanstrepen
aantasten
aantasten
aantasten
aantekenen
aantikken
aantonen
aantonen
aantreden
aantreffen
aantrekken
aantrekken (kleding)
aantrekken (strakker)
aanvaarden
aanvaarden
aanvallen
aanvallen
aanvangen
aanvaring (in – komen)
aanvechten
aanvegen
aanvoeren (goederen)
aanvoeren (goederen)
aanvoeren (leiden)
aanvragen
aanvragen
aanvullen
aanvullen
aanwakkeren
aanwakkeren (vuur)
aanwenden
aanwezig zijn
aanwijzen
aanzetten (aansporen)
aanzetten (inschakelen)
aanzien
aanzien
aanzwellen
aarden
aarzelen
aarzelen
abonneren, zich absorberen
accentueren
accepteren
accepteren
acclimatiseren
accumuleren
βρίσκομαι σε λειτουργία
αρέσω
ετοιμάζομαι
προτίθεμαι
κοιτάζω πίμονα
κολλάω
μολύνω
ανάβω
διορίζω
κάνω θέατρο
υπερβάλλω
σημαδεύω
βλάπτω / βλάφτω
θίγω
προσβάλλω
σημειώνω
χτυπάω ελαφρά
αποδεικνύω
αποδείχνω
αναλαμβάνω καθήκοντα
βρίσκω
φοράω
βάζω
σφίγγω
αποδέχομαι
δέχομαι
επιτίθεμαι
προσβάλλω
αρχίζω
συγκρούομαι
προσβάλλω
σκουπίζω
εφοδιάζω
προμηθεύω
είμαι αρχηγός
ζητάω / ζητώ
υποβάλλω αίτηση
αναπληρώνω
συμπληρώνω
τονώνω
δυναμώνω
χρησιμοποιώ
παρευρίσκομαι
δείχνω
παρακινώ
ενεργοποιώ
βλέπω
παρατηρώ
διογκώνομαι
ιζώνω
απορώ
διστάζω
γράφομαι συνδρομητής
απορροφάω
προβάλλω
αποδέχομαι
δέχομαι
εγκλιματίζομαι
συσσωρεύω
achten
achterblijven
achterblijven
achterhalen
achterhouden
achterlaten
achterlaten
achterlopen
achterlopen
achteruitgaan
achteruitgaan (slechter worden)
achteruitrijden
achteruitwijken
achteruitzetten
achtervolgen
acteren
actief zijn
activeren
ademen
ademhalen
administreren
administreren
adopteren
adresseren
adverteren
adviseren
afbakenen
afbetalen
afbetalen
afbetalen
afbijten
afblijven
afborstelen
afbouwen (geleidelijk mind.)
afbouwen (voltooien)
afbranden
afbreken (chem.)
afbreken (slopen)
afbrokkelen
afdalen (helling)
afdalen (ski)
afdingen
afdoen (afhandelen)
afdoen (hoed)
afdrogen (drogen)
afdrogen (met verschil winnen)
afdrukken (foto)
afdwalen
afdwingen
afgaan (voor gek)
afgaan (wekker)
afgelasten
afgeven (geur)
afgeven (overhandigen)
afgeven (verf)
afglijden (fig.)
afglijden (lett.)
afhangen
afhuren
εκτιμώ
καθυστερώ
μένω πίσω
ανακτώ
παρακρατώ
αφήνω πίσω
εγκαταλείπω
καθυστερώ
μένω ίσω
επιδεινώνομαι
χειροτερεύω
οδηγώ με την όπισθεν εζίλι
οπισθοχωρώ
γυρίζω πίσω
καταδιώκω
υποδύομαι ρόλο ηθοποιού
δραστηριοποιώ
ενεργοποιώ
ανασαίνω
αναπνέω
διαχειρίζομαι
διοικώ
υιοθετώ
απευθύνω
διαφημίζω
συμβουλεύω
οριοθετώ
αποπληρώνω
εξοφλώ
ξεπληρώνω
κόβω με τα δόντια
απέχω
βουρτσίζω
μειώνω σταδιακά
αποπερατώνω
καίγομαι ολοσχερώς
διασπώ
κατεδαφίζω
θρυμματίζομαι
κατεβαίνω
κάνω κατάβαση σκι
παζαρεύω
διευθετώ
βγάζω
στεγνώνω
σκίζω
εκτυπώνω
παρεκκλίνω
εκβιάζω
γίνομαι
χτυπάω
ματαιώνω
αναδίδω οσμή
παραδίδω
ξεβάφω
ξεπέφτω
γλιστράω
εξαρτώμαι
μισθώνω
afhuren
afjakkeren
afkerig zijn van
afkeuren
afkeuren
afkeuren
afkicken
afkijken (bij examen)
afknappen
afknippen
afkoelen
afkoelen
afkomstig zijn van
afkondigen
afkondigen
afkraken
afleggen (afstand)
afleggen (bezoek)
afleggen (eed)
afleiden (aandacht)
afleiden (concluderen)
afleiden (wegleiden)
afleren
afleveren
aflopen
aflopen (eindigen)
aflopen (naar beneden)
aflossen
aflossen (schuld)
afluisteren
afluisteren
afmaken (doden)
afmaken (volbrengen)
afmatten
afmatten
afnemen (afpakken)
afnemen (maan)
afnemen (minder worden)
afnemen (schoonmaken)
afpakken
afpakken
afpersen
afraden
afranselen
afrekenen (fig.)
afrekenen (lett.)
afrekenen (regelen)
afremmen
africhten
africhten
afromen (fig.)
afromen (lett.)
afronden
afschaffen
afscheid nemen
afscheiden (med.)
afscheiden (scheiden)
afscheuren
afschilferen
νοικιάζω
καταπονώ
αντιπαθώ
ακυρώνω
αποδοκιμάζω
κατακρίνω
αποτοξινώνομαι
κλέβω
σπάζω / σπάω
κόβω
δροσίζομαι
ψύχω
προέρχομαι
αναγγέλλω
κηρύσσω
κράζω
διανύω
πραγματοποιώ επίσκεψη
δίνω όρκο
αποσπώ την προσοχή
συνάγω
εκτρέπω
ξεμαθαίνω
παραδίδω
τελειώνω
λήγω
κατηφορίζω
αντικαθιστώ
εξοφλώ
κρυφακούω
υποκλέπτω
σκοτώνω
τελειώνω
καταπονώ
ξελιγώνω
παίρνω
φθίνω
μειώνομαι
σκουπίζω
αρπάζω
παίρνω
εκβιάζω
αποτρέπω
ξυλοκοπάω
ξεκαθαρίζω λογαριασμό
πληρώνω λογαριασμό
τακτοποιώ
φρενάρω
εκπαιδεύω
ντρεσάρω
παίρνω τα καλά
αποβουτυρώνω
ολοκληρώνω
καταργώ
αποχαιρετάω
εκκρίνω
διαχωρίζω
σχίζω
ξεφλουδίζομαι
afschrijven (afboeken)
afschrijven (uit hoofd zet.)
afschrikken
afslaan (niet aannemen)
afslaan (niet aannemen)
afslaan (verkeer)
afslanken
afsluiten (beëindigen)
afsluiten (op slot doen)
afsluiten (op slot doen)
afsnijden (snijden)
afsnijden (verkeer)
afsnijden (verkeer)
afspelen
afspelen
afspelen, zich afspiegelen
afsplitsen
afsponzen
afspreken
afspreken (ontmoeten)
afstaan
afstaan
afstammen
afstand doen (van)
afstappen
afstappen
afsteken
afstellen
afstoffen
afstoten
afstoten
afstuderen
aftakelen
aftakelen
aftekenen (afbakenen)
aftekenen (paraferen)
aftekenen (paraferen)
aftellen
aftreden
aftrekken (rekenen)
aftrekken (vulg.)
aftrekken (vulg.)
afvallen (beneden)
afvallen (gewicht)
afvallen (ontrouw)
afvegen
afvoeren
afvragen, zich afwachten
afwassen
afwegen
afwegen (gewicht bepalen)
afwegen (overwegen)
afwegen (tegen elkaar -)
afwenden
afweren
afwezig zijn
afwezig zijn
κάνω απόσβεση
ξεγράφω
τρομάζω
απορρίπτω
αρνούμαι
στρίβω
αδυνατίζω
τελειώνω
κλειδώνω
κλείνω
κόβω
κλείνω το(ν) δρόμο
κόβω
αναπαράγω
παίζω
διαδραματίζομαι
αντικατοπτρίζω
διαχωρίζω
σφουγγαρίζω
συμφωνώ
κλείνω ραντεβού
εκχωρώ
παραχωρώ
κατάγομαι
παραιτούμαι
αποβιβάζομαι
κατεβαίνω
πυροδοτώ
ρυθμίζω
ξεσκονίζω
αποκρούω
απωθώ
αποφοιτώ
εξασθενώ
φθείρομαι
σκιαγραφώ
μονογραφώ θεώρηση
τσεκάρω
κάνω αντίστροφη μέτρηση
παραιτούμαι
αφαιρώ
αυνανίζομαι
τραβάω μαλακίες
πέφτω
αδυνατίζω
εκπίπτω
σκουπίζω
αποχετεύω
αναρωτιέμαι
αναμένω
πλένω πιάτα
αντισταθμίζω
ζυγίζω
σταθμίζω
αντιπαραθέτω
αποτρέπω
αποκρούω
απουσιάζω
λείπω
afwijken
afwijken
afwijken (doen -)
afwijzen
afwisselen
afzakken
afzeggen
afzetten
afzetten (oplichten)
afzetten (weg)
afzien van
afzonderen
afzwakken
amputeren
amuseren
amuseren, zich analyseren
annexeren
annuleren
annuleren
antwoorden
antwoorden
applaudisseren
arbeiden
argumenteren
arresteren
arriveren
arriveren
articuleren
assembleren
autorijden
babbelen
baden
bakken
bakken
ballen
balsemen
bang maken
bang maken
bang zijn
barbecuen
barbecuen
baren
barsten
barsten
barsten
baseren
baseren
baseren
baseren, zich baseren, zich beamen
beamen
beantwoorden (antwoord)
beantwoorden (verwacht.)
bed (naar - gaan)
bedanken (dank zeggen)
bedanken (weigeren)
bedaren
αποκλίνω
λοξοδρομώ
τρέπω
απορρίπτω
εναλλάσσω
κατεβαίνω
ακυρώνω
κλέβω
αισχροκερδώ
κλείνω
υπαναχωρώ
απομονώνω
μετριάζω
ακρωτηριάζω
διασκεδάζω
διασκεδάζω
αναλύω
προσαρτώ
ακυρώνω
ματαιώνω
απαντάω
αποκρίνομαι
χειροκροτώ
εργάζομαι
επιχειρηματολογώ
συλλαμβάνω
καταφθάνω
φθάνω / φτάνω
αρθρώνω
συναρμολογώ
οδηγώ αυτοκίνητο
κουβεντιάζω
λούζομαι
τηγανίζω
ψήνω
παίζω με μπάλα
ταριχεύω
τρομάζω
φοβερίζω
φοβάμαι/φοβούμαι
κάνω μπάρμπεκιου
ψήνω στη σχάρα
γεννάω
ραγίζω
σκάζω
σπάζω / σπάω
βασίζω
θεμελιώνω
στηρίζω
βασίζομαι
στηρίζομαι
προσυπογράφω
συμφωνώ
απαντάω
ανταποκρίνομαι
πλαγιάζω
ευχαριστώ
αρνούμαι
ηρεμώ
bedaren
bedekken
bedekken
bedekken
bedelen
bedelven
bedenken
bedenken
bedenken
bederven
bederven
bedienen (horeca)
bedienen (horeca)
bedienen (machine)
bedingen
bedingen
bedoelen
bedragen
bedreigen
bedriegen
bedriegen
bedriegen
bedrijven
bedwingen
bedwingen
beëdigen
beëindigen
beëindigen
beeldhouwen
beetnemen (vastpakken)
beetnemen (vastpakken)
beetnemen (vd gek houden)
beetnemen (vd gek houden)
beetpakken
beetpakken
begaan
begeleiden
begeleiden
begeleiden (studie)
begeren
begeren
begeven
begeven
begeven, zich begieten
beginnen
beginnen
begluren
begraven
begraven
begraven
begraven
begrenzen
begrenzen
begrenzen
begrenzen (beperken)
begrijpen
begrijpen
begrijpen
ησυχάζω
επιστρώνω
καλύπτω
σκεπάζω
ζητιανεύω
χώνω
επινοώ
σκαρφίζομαι
σκέφτομαι
αλλοιώνομαι
χαλάω
εξυπηρετώ
σερβίρω
χειρίζομαι
ορίζω ρητά
συνομολογώ
εννοώ
ανέρχομαι
απειλώ
γελάω
εξαπατάω
πλανεύω
διαπράττω
ελέγχω
συγκρατώ
ορκίζω
τελειώνω
τερματίζω
ασκώ τη(ν) γλυπτική
αρπάζω
πιάνω
ξεγελάω
πιάνω κορόιδο
αρπάζω
γραπώνω
διαπράττω
καθοδηγώ
συνοδεύω
εποπτεύω
επιθυμώ
ποθώ
καταρρέω
χαλάω
πηγαίνω
ποτίζω
αρχίζω
ξεκινάω
κρυφοκοιτάζω
θάβω
καταχωνιάζω
κηδεύω
παραχώνω
ορίζω
οριοθετώ
οροθετώ
περιορίζω
αντιλαμβάνομαι
καταλαβαίνω
κατανοώ
begroeten
begunstigen
behagen
behalen
behalen
behandelen (afhandelen)
behandelen (afhandelen)
behandelen (med.)
behangen
behartigen
beheersen
beheersen
beheersen, zich beheren
behoeden
behoren (toe -)
behouden
beïnvloeden
beïnvloeden
beïnvloeden (zich - laten - )
beitelen
beitsen
bekendmaken
bekennen
bekeren
bekeren
bekeuren
bekijken
bekijken (aandachtig - )
bekladden
bekladden
beklagen, zich beklagen, zich bekleden
bekleden (een ambt - )
beklemd raken
beklemtonen
beknotten (fig.)
bekoelen
bekommeren (zich - om)
bekostigen
bekrachtigen
belachelijk maken
belagen
belasten
beleggen (boterham)
beleggen (geld)
belemmeren
beletten
beletten
beleven
beleven
belichten
bellen
bellen (fiets)
bellen (telefoon)
belopen
beloven
beloven
χαιρετάω
ευνοώ
ευαρεστούμαι
κερδίζω
πετυχαίνω
διεκπεραιώνω
χειρίζομαι
εφαρμόζω θεραπεία
περνάω ταπετσαρία
υπερασπίζω
κυβερνάω
κυριαρχώ
συγκρατιέμαι
διαχειρίζομαι
προστατεύω
ανήκω
διαφυλάσσω
επηρεάζω
επιδρώ
υποβάλλομαι
σκαλίζω
βάφω
γνωστοποιώ
ομολογώ
μεταστρέφω
προσηλυτίζω
επιβάλλω πρόστιμο
κοιτάζω
περιεργάζομαι
κηλιδώνω
μουντζουρώνω
κλαίγομαι
παραπονιέμαι
κατέχω
διατελώ
πιάνομαι
τονίζω
περικόπτω
ψυχραίνομαι
νοιάζομαι
χρηματοδοτώ
επικυρώνω
γελοιοποιώ
πολιορκώ
φορτώνω
επαλείφω
επενδύω
εμποδίζω
αποτρέπω
εμποδίζω
βιώνω
ζω
φωτίζω
κουδουνίζω
χτυπάω το κουδούνι
τηλεφωνάω
ανέρχομαι
τάζω
υπόσχομαι
beluisteren
bemerken
bemerken
bemiddelen
bemoeien, zich - met
bemoeilijken
bemoeilijken
benadelen
benadelen
benadelen
benaderen
benadrukken
benadrukken
beneden (naar - brengen)
benijden
benijden
benoemen
benoemen (aanstellen)
benoemen (noemen)
benutten
benutten
beoefenen
beoefenen
beogen
beogen
beoordelen
beoordelen
beoordelen
bepalen
bepalen
bepalen
beperken
bepoederen
beproeven
beraadslagen
beramen (bedenken)
beramen (berekenen)
beredeneren
bereid, zich - tonen
bereiden
bereiden
bereiken
bereiken
bereiken
berekenen
bergaf gaan
bergaf gaan (fig.)
bergbeklimmen
bergen (v.e.schip)
bergop gaan
berichten
berijden
berijden
berispen
berispen
beroepen (zich -)
beroering (in - brengen)
berokkenen
berouwen
ακούω
διαπιστώνω
παρατηρώ
μεσολαβώ
χώνομαι
δυσκολεύω
δυσχεραίνω
αδικώ
βλάπτω / βλάφτω
ζημιώνω
προσεγγίζω
προβάλλω
τονίζω
κατεβάζω
ζηλεύω
φθονώ
αναγορεύω
διορίζω
ονομάζω
αξιοποιώ
χρησιμοποιώ
ασκώ
εξασκώ
αποβλέπω
αποσκοπώ
αξιολογώ
βαθμολογώ
κρίνω
καθορίζω
ορίζω
προσδιορίζω
περιορίζω
πασπαλίζω
δοκιμάζω
διαβουλεύομαι
μηχανεύομαι
υπολογίζω
εκθέτω επιχειρήματα
προθυμοποιούμαι
ετοιμάζω
παρασκευάζω
κατορθώνω
πετυχαίνω
φθάνω / φτάνω
υπολογίζω
κατηφορίζω
παρακμάζω
ορειβατώ
διασώζω (πλοίο)
ανηφορίζω
ανακοινώνω
ιππεύω
καβαλάω
επιπλήττω
επιτιμώ
επικαλούμαι
ταράζω
προξενώ
μετανιώνω
beroven
berusten (gebaseerd zijn op)
berusten (jur.)
beschadigen
beschadigen
beschamen
beschermen
beschermen
beschieten
beschikken
beschikking (ter - stellen)
beschimmelen
beschouwd worden
beschouwd worden
beschouwen
beschouwen
beschrijven
beschuldigen
beseffen
beslaan
beslaan (paarden)
beslaan (ruiten)
beslaan (ruiten)
beslissen
besluiten
besluiten (lett.)
besmetten
besmetten
besmetten
bespelen
bespeuren
bespeuren
bespieden
bespieden
bespoedigen
bespotten
bespotten
bespotten
bespotten
bespreken (praten over)
bespreken (reserveren)
besproeien
besproeien
bestaan
besteden (geld)
besteden (tijd)
bestelen
bestellen
bestemmen
bestempelen
bestijgen (berg)
bestijgen (paard)
bestormen
bestraffen
bestrijden
bestrijken (boterham)
bestrijken (gebied)
bestrooien
bestuderen
ληστεύω
βασίζομαι
παραιτούμαι από δικαίωμα
προκαλώ ζημιά
φθείρω
ντροπιάζω
προασπίζω
προστατεύω
πυροβολώ
διαθέτω
διαθέτω
μουχλιάζω
θεωρούμαι
φέρομαι
βρίσκω
θεωρώ
περιγράφω
κατηγορώ
συναισθάνομαι
καλύπτω
πεταλώνω
θαμπώνω
θολώνω
αποφασίζω
αποφασίζω
τερματίζω
κολλάω
μεταδίδομαι
μολύνω
παίζω
διαισθάνομαι
διαπιστώνω
κατασκοπεύω
κρυφοκοιτάζω
επισπεύδω
γελοιοποιώ
κοροϊδεύω
περιγελάω
χλευάζω
συζητάω
κάνω κράτηση
ποτίζω
ψεκάζω
υπάρχω
δαπανώ
διαθέτω
κλέβω
παραγγέλνω
προορίζω
χαρακτηρίζω
ανεβαίνω
ιππεύω
εφορμώ
τιμωρώ
καταπολεμάω
επαλείφω
καλύπτω
πασπαλίζω
μελετάω
bestuderen
besturen
besturen
besturen
betalen
betalen
betasten
betekenen
betekenen
beter maken
beter maken (genezen)
beteugelen
betichten
betitelen
betoveren
betoveren
betrappen
betreffen
betrekken
betrekken (bij)
betrekken (lucht)
betrekking hebben (op)
betreuren
betrokken raken
betrokken raken (bij)
betrokken zijn
betuigen
betwijfelen
betwisten
beu zijn
beuzelen
bevallen (aanstaan)
bevallen (baren)
bevatten (begrijpen)
bevatten (inhouden)
bevatten (kunnen -)
beveiligen
bevelen
bevelen
bevelen
beven
beven
bevestigen (bekrachtigen)
bevestigen (bekrachtigen)
bevestigen (vastmaken)
bevestigen (vastmaken)
bevinden, zich bevlekken
bevochtigen
bevoorraden
bevoorraden
bevorderen
bevorderen
bevrachten
bevredigen
bevriezen
bevrijden
bevrijden
bevuilen
περιεργάζομαι
διοικώ
κυβερνάω
οδηγώ
καταβάλλω
πληρώνω
ψηλαφίζω
σημαίνω
συνεπάγομαι
καλυτερεύω
γιατρεύω
συγκρατώ
κατηγορώ
αποκαλώ
γοητεύω
μαγεύω
πιάνω
αφορώ
σκοτεινιάζω
μπλέκω
σκοτεινιάζω
αναφέρομαι
λυπάμαι / λυπούμαι
εμπλέκομαι
μπλέκω
εμπλέκομαι
εκφράζω
αμφιβάλλω
αμφισβητώ
μπουχτίζω
μωρολογώ
αρέσω
γεννάω
αντιλαμβάνομαι
περιέχω
χωράω
φρουρώ
διατάζω
ορίζω
προστάζω
σείομαι
τρέμω
βεβαιώνω
επιβεβαιώνω
προσαρτώ
στερεώνω
βρίσκομαι
λεκιάζω
βρέχω
εφοδιάζω
προμηθεύω
προβιβάζω
προωθώ
ναυλώνω
ικανοποιώ
παγώνω
απελευθερώνω
γλιτώνω
λερώνω
bewaken
bewaken
bewapenen
bewapenen
bewaren
bewaren
bewaren
bewaren
bewegen
bewegen
bewegen
bewegen
bewegen (fig.)
bewegen, zich beweren
bewerken
bewerken
bewijzen
bewonderen
bewonen
bezeren
bezeren
bezetten
bezetten
bezichtigen
bezichtigen
bezig zijn met
bezig, zich - houden met
bezitten
bezoedelen
bezoedelen
bezoedelen
bezoeken
bezoeken
bezorgd, zich - maken
bezorgen
bezuinigen
bezwaren
bezwijken
bezwijken (toegeven)
bibberen
bidden
bieden
bietsen
bietsen
bijbestellen
bijblijven (bijhouden)
bijblijven (geheugen)
bijdragen
bijeenbrengen
bijeenbrengen
bijeenkomen
bijeenrapen
bijeenroepen
bijhouden (archief)
bijkomen
bijleggen
bijleggen
bijsluiten
φρουρώ
φυλάω/φυλάγω
εξοπλίζω
οπλίζω
αποθηκεύω
διατηρώ
τηρώ
φυλάω/φυλάγω
κινάω / κινώ
κινάω / κινώ
κουνάω
σαλεύω
παρακινώ
κουνιέμαι
ισχυρίζομαι
επεξεργάζομαι
κατεργάζομαι
αποδείχνω
θαυμάζω
κατοικώ
τραυματίζω
χτυπάω
καταλαμβάνω
κατέχω
βλέπω
επιθεωρώ
ασχολούμαι
ασχολούμαι
κατέχω
αμαυρώνω
κηλιδώνω
λερώνω
βλέπω
επισκέπτομαι
στενοχωριέμαι
παραδίδω
κάνω περικοπές
βαραίνω
υποκύπτω
ενδίδω
τουρτουρίζω
προσεύχομαι
προσφέρω
ζητιανεύω
κάνω τράκα
παραγγέλλω κάτι ακόμη
συμβαδίζω
μένω στη(ν) μνήμη
συμβάλλω
συγκεντρώνω
συναθροίζω
συνέρχομαι
περισυλλέγω
συγκαλώ
τηρώ
συνέρχομαι
διευθετώ
μονοιάζω
επισυνάπτω
bijsluiten
bijstaan
bijstellen
bijten
bijten (vissen)
bijvoegen
bijvoegen
bijvullen
bijwonen
binden (houden aan)
binden (saus)
binden (vastmaken)
binden, zich binnenbrengen
binnendringen
binnendringen
binnengaan
binnenglippen
binnenkomen
binnenkomen
binnenstormen
binnentrekken
binnenvallen
binnenvallen
bitter maken
bladeren
bladeren
blaffen
blaten
blazen (dier)
blazen (uitademen)
blij zijn
blijken
blijken
blijken, het blijkt
blijven
blijven
bliksemen
blinken
bloeden
bloeden (doen -)
bloedspuwen
bloedvergieten
bloeien
blokkeren
blokkeren
blokkeren
blokkeren (banktegoed)
blonderen
blootstellen
blowen
blozen
bluffen
blussen
boeien
boeken (een reis -)
boenen
boeren
boeten
εσωκλείω
βοηθάω
προσαρμόζω
δαγκώνω
τσιμπάω
επισυνάπτω
προσαρτώ
συμπληρώνω
παρευρίσκομαι
δεσμεύω
πήζω
δένω
δένομαι
μπάζω
εισβάλλω
χώνομαι
μπαίνω
χώνομαι
εισέρχομαι
μπαίνω
εισορμώ
εισχωρώ
εισβάλλω
εισορμώ
πικραίνω
ξεφυλλίζω
φυλλομετράω
γαβγίζω
βελάζω
ρουθουνίζω
φυσάω
χαίρομαι
αποδείχνω
φαίνομαι
προκύπτει
μένω
παραμένω
αστράφτω
φεγγοβολάω
αιμορραγώ
ματώνω
κάνω αιμόπτυση
αιματοκυλάω
ανθώ
αποκλείω
μπλοκάρω
φράζω
δεσμεύω
ξανθαίνω
εκθέτω
καπνίζω χασίς
κοκκινίζω
μπλοφάρω
σβήνω
συναρπάζω
κάνω κράτηση
καθαρίζω
ρεύομαι
πληρώνω πρόστιμο
boeten
boetseren
boffen
boksen
bombarderen
bonzen
boodschappen doen
boos worden
boos worden
borduren
boren
borstelen
botsen
botsen
botsen
botsen
bouwen
bouwen
bouwen
bouwen
boven (naar - brengen)
boven (naar - gaan)
bovenkomen
bowlen
braden
braken
brand (in - steken)
branden
branden
breien
breken
breken
breken (forceren)
brengen
brengen
brengen (op orde -)
brengen in
broeden
broeien
brokkelen
brommen
bruin worden
bruisen
buigen
buigen
buigen
buigen (doorbuigen)
buitelen
buiten (naar - gaan)
buitenzetten
bukken
camoufleren
capituleren
charmeren
charteren
chatten
chatten
checken
checken
πληρώνω τίμημα
διαπλάθω
είμαι τυχερός/ - ή/ - ό
πυγμαχώ
βομβαρδίζω
χτυπάω
ψωνίζω
αγριεύω
θυμώνω
κεντάω
τρυπάω
βουρτσίζω
κουτουλάω
προσκρούω
συγκρούομαι
τσουγκρίζω
ανοικοδομώ
κατασκευάζω
κτίζω
χτίζω
ανεβάζω
ανεβάζω
βγαίνω στην επιφάνεια
παίζω μπόουλινγκ
ψήνω
κάνω εμετό
πυρπολώ
ανάβω
καίω
πλέκω
κομματιάζω
σπάζω / σπάω
παραβιάζω
πηγαίνω
φέρνω
τακτοποιώ
μπάζω
κλωσσώ
θερμαίνομαι
τρίβω
μουρμουρίζω
μαυρίζω
αφρίζω
γέρνω
σκύβω
υποκλίνομαι
λυγίζω
κατρακυλάω
βγαίνω
βγάζω
σκύβω
καμουφλάρω
συνθηκολογώ
γοητεύω
ναυλώνω
κάνω chat (τσατ)
μπαίνω στο chat (τσατ)
διασταυρώνω
ελέγχω
checken
cijfer geven
circuleren
classificeren
combineren
commentaar geven
compenseren (d.m.v. geld)
compenseren (opwegen tegen)
componeren
concentreren
concentreren, zich concurreren
concurreren
condenseren (indampen)
condenseren (verdichten)
condoleren
confereren
conformeren, zich conserveren
constateren
consumeren
controle (onder - houden)
controleren
controleren
converteren
corrigeren
crediteren
creëren
creperen
cultiveren
dagdromen
dagen (doorkrijgen)
dagen (het wordt dag)
dagen (het wordt dag)
dagtekenen
dagvaarden
dagvaarden
dagvaarden
dalen (afnemen)
dalen (afnemen)
dalen (doen -)
dalen (neerkomen)
dammen
danken
danken (te - hebben)
dansen
dateren (een datum geven)
dateren (een datum geven)
dateren (stammen uit)
daveren
deactiveren
debatteren
decentraliseren
declameren
declareren
decoreren
deelnemen
deelnemen
definiëren
τσεκάρω
βαθμολογώ
κυκλοφορώ
ταξινομώ
συνδυάζω
σχολιάζω
αποζημιώνω
αντισταθμίζω
συνθέτω
συγκεντρώνω
συγκεντρώνομαι
ανταγωνίζομαι
συναγωνίζομαι
σχηματίζω υγρασία
συμπυκνώνω
συλλυπούμαι
συσκέπτομαι
συμμορφώνομαι
συντηρώ
διαπιστώνω
καταναλώνω
ελέγχω
διασταυρώνω
ελέγχω
μετατρέπω
διορθώνω
πιστώνω
δημιουργώ
ψοφάω
καλλιεργώ
ονειροπολώ
αρχίζω να καταλαβαίνω
ξημερώνει
χαράζει
θέτω ημερομηνία
ασκώ αγωγή
ενάγω
κλητεύω
μειώνομαι
πέφτω
χαμηλώνω
κατεβαίνω
παίζω ντάμα
ευχαριστώ
οφείλω
χορεύω
θέτω ημερομηνία
χρονολογώ
χρονολογούμαι
βροντάω
απενεργοποιώ
συζητάω (δημόσια)
αποκεντρώνω
ρητορεύω
ζητώ αποζημίωση
διακοσμώ
λαμβάνω μέρος
συμμετέχω
ορίζω
definiëren
dekken (bedekken)
dekken (paren)
dekken (paren)
delen
delen
delen (- in)
deleten
delven
demonstreren
dempen
denken
denken
denken
denken
deponeren
deserteren
desinfecteren
desorganiseren
detacheren
devalueren
dicht maken
dichtdoen
dichtknijpen
dichtslaan (deur)
dicteren (opleggen)
dicteren (opschrijven)
dienen
dienen (- tot)
dienst (in - nemen)
dienst (in - zijn)
dienst (van - zijn)
dimmen (inbinden)
dimmen (van licht)
dineren
discussiëren
doden
doden
doden
doel (tot - hebben)
doen
doen (iets bijna doen of zijn)
doen alsof
doen alsof
doen herleven
doen opleven
doen opleven
doen zwellen
dof worden
dolen
dollen
dollen (iemand -)
dompelen
dompelen
donderen
donker worden
doodgaan
doodmaken
dooien
προσδιορίζω
καλύπτω
γονιμοποιώ (ζώα)
καβαλάω
διαιρώ
μοιράζω
συμμερίζομαι
διαγράφω
εξορύσσω
διαδηλώνω
μειώνω (ήχο)
λεώ (λέγω)
νομίζω
σκέφτομαι
συλλογίζομαι
καταθέτω
λιποτακτώ
απολυμαίνω
αποδιοργανώνω
αποσπώ
υποτιμάω
σφραγίζω
κλείνω
σφίγγω (δάχτυλα)
βροντοχτυπάω
επιβάλλω
υπαγορεύω
υπηρετώ
χρησιμεύω
προσλαμβάνω
υπηρετώ
εξυπηρετώ
χαμηλώνω τους τόνους
χαμηλώνω τον φωτισμό
δειπνώ
συζητάω
θανατώνω
σκοτώνω
τρώω
αποσκοπώ
κάνω
κοντεύω
καμώνομαι
υποκρίνομαι
ζωντανεύω
ζωηρεύω
ζωντανεύω
πρήζω
θαμπώνω
τριγυρίζω
κάνω τρέλες
κοροϊδεύω
βουτάω
βυθίζω
βροντάω
σκοτεινιάζω
πεθαίνω
θανατώνω
λιώνω
dooien
doorberekenen
doorbladeren
doorboren
doorbreken
doorbrengen
doordrenken
doordringen
doorgaan
doorgaan
doorgeven
doorgeven
doorgronden
doorgronden
doorhalen
doorhalen
doorhebben
doorkijken
doorkomen
doorkruisen
doorlaten
doorlopen
doorlopen
doorlopen
doorlopen
doormaken
doormaken
doornemen (bespreken)
doornemen (bestuderen)
doorrijden
doorschakelen
doorslaan (stop)
doorsmeren
doorsnuffelen
doorsnuffelen
doorstaan
doorsteken
doorstrepen
doorstrepen
doorsturen
doorsturen
doortrekken (doordringen)
doortrekken (toilet)
doortrekken (verlengen)
doorverbinden
doorverwijzen
doorweken
doorzetten
doorzien
doorzien
doorzoeken
dopen (ceremonie)
dopen (dompelen)
dorsen
dorst hebben
doven
downloaden
draaien
draaien
ξεπαγώνω
καταλογίζω (έξοδα)
ξεφυλλίζω
διατρυπάω
σπάζω / σπάω
περνάω
διαποτίζω
διαπερνάω
εξακολουθώ
συνεχίζω
διαβιβάζω
μεταβιβάζω
βυθομετράω
εμβαθύνω
διαγράφω
περνάω
πιάνω
ξεφυλλίζω
διέρχομαι
διασχίζω
επιτρέπω τη(ν) διέλευση
διανύω
διασχίζω
προχωράω
τραβάω
βιώνω
τραβάω
συζητάω
μελετάω
συνεχίζω την πορεία
προωθώ
πέφτω
γρασάρω
ψάχνω
ψαχουλεύω
αντέχω
τρυπάω
διαγράφω
περνάω
διαβιβάζω
προωθώ
διαποτίζω
τραβάω το καζανάκι
επεκτείνω
διασυνδέω
παραπέμπω
μουλιάζω
επιμένω
διαβλέπω
παίρνω χαμπάρι
ερευνάω
βαπτίζω / βαφτίζω
βουτάω
αλωνίζω
διψάω
σβήνω
κατεβάζω
γυρίζω
περιστρέφομαι
draaien
draaien
draaien (doen -)
draaien (om iemand heen -)
dragen
dragen (bij zich -)
dragen (kleding)
dragen (sjouwen)
dralen
dreggen
dreigen
dresseren
dreunen
drijven (op water)
drijven (van dieren)
drillen
dringen
dringen
drinken
drogen
dromen
dronken maken
dronken worden
druipen
druipen
druk (onder - zetten)
drukken
drukken
drummen
druppelen
druppelen
duelleren
duikelen
duiken
duiken
duimen (duim)
duimen (geluk)
duizelig maken
dulden
dulden
duperen
duperen
duren
durven
durven
duwen
duwen
duwen
dwalen
dwarsbomen
dweilen
dwingen
dwingen
eed (de - afleggen)
een onrecht begaan
eens (het - zijn)
eerbiedigen
eindigen
eindigen
στρίβω
στριφογυρίζω
περιστρέφω
τριγυρίζω
φέρω
φέρω
φοράω
κουβαλάω
αργώ
γριπίζω
απειλώ
ντρεσάρω
βροντάω
επιπλέω
οδηγώ
τρυπάω
σπρώχνω
στριμώχνω
πίνω
στεγνώνω
ονειρεύομαι
μεθάω
μεθάω
στάζω
σταλάζω
πιέζω
πιέζω
τυπώνω
παίζω τύμπανα
στάζω
σταλάζω
μονομαχώ
κάνω τούμπα
βουτάω
καταδύομαι
πιπιλίζω τον αντίχειρα
εύχομαι καλή επιτυχία
ζαλίζω
ανέχομαι
επιτρέπω
εξαπατάω
ζημιώνω
διαρκώ
αποτολμάω
τολμάω
σκουντάω
σπρώχνω
ωθώ
περιπλανιέμαι
εμποδίζω
σφουγγαρίζω
αναγκάζω
ζορίζω
ορκίζομαι
αδικώ
συνεννοούμαι
σέβομαι
καταλήγω
λήγω
eindigen
eindigen
eisen
eisen
eisen
elkaar (door - halen)
elkaar (voor - krijgen)
e-mailen (e-mail ontvangen)
e-mailen (e-mail versturen)
emigreren
emigreren
epileren
erbij kunnen
eren
ergeren (iemand -)
ergeren, zich erkennen
erkennen
eruitzien
ervaren
erven
escaleren
escaleren (laten -)
escorteren
eten
eten (een klein hapje -)
eten (te - zijn)
etsen
evacueren
evacueren
evenaren (iemand -)
evenaren (iemand -)
examineren
excuseren
exploderen (doen -)
exploiteren
exporteren
fabriceren
fabriceren
falen
feesten
feesten
feliciteren
fietsen
fijnmaken
fijnmaken
fijnmaken
fijnsnijden
filmen
filmen
financieren
fladderen
flatteren
flatteren
flauwvallen
flauwvallen
flikkeren (van licht)
flirten
flirten
τελειώνω
τερματίζω
αιτούμαι
αξιώνω
απαιτώ
μπερδεύω
ξεμυαλίζω
λαμβάνω ηλεκτρονικό μήνυμα
στέλνω ηλεκτρονικό μήνυμα
μεταναστεύω
ξενιτεύομαι
αποτριχώνω
φθάνω / φτάνω
τιμάω
δυσαρεστώ
ενοχλούμαι
αναγνωρίζω
παραδέχομαι
δείχνω
βιώνω
κληρονομώ
κλιμακώνομαι
κλιμακώνω
συνοδεύω
τρώω
τσιμπάω
τρώγομαι
χαράσσω / χαράζω
αδειάζω
εκκενώνω
είμαι ισάξιος/-α/-ο
φθάνω (κάποιον)
εξετάζω
συγχωρώ
ανατινάζω
εκμεταλλεύομαι
εξάγω
κατασκευάζω
παράγω
αποτυχαίνω
γιορτάζω
γλεντάω
συγχαίρω
κάνω ποδήλατο
κονιοποιώ
πολτοποιώ
τρίβω
ψιλοκόβω
κινηματογραφώ
μαγνητοσκοπώ
χρηματοδοτώ
φτερουγίζω
κολακεύω
ωραιοποιώ
λιγοθυμάω
λιποθυμάω
τρεμοπαίζω
ερωτοτροπώ
φλερτάρω
flitsen (licht geven)
flitsen (snel voorbijgaan)
flonkeren
fluisteren
fluiten
fluiten
föhnen
fokken
folteren
fonkelen
foppen
forceren
forceren (doordrijven)
forceren (slot)
formuleren
fotograferen
fouilleren
fouilleren
frankeren
frituren
fronsen
fronsen
fronsen (wenkbrauwen)
fruiten
functie neerleggen
functioneren
functioneren (slecht-)
funderen
funderen
fuseren
gaan
gaan (weggaan)
gaan door
gaan langs
galmen
galmen
galopperen
gapen
garanderen
gast (te - hebben)
gastvrijheid bieden
gebeuren
gebruiken
gedijen
gedijen
gedogen
gedragen, zich gedragen, zich geduld verliezen
geeuwen
gehoorzamen
gek (voor de - houden)
gek (voor de - houden)
gek maken
gek worden
gelde (te - maken)
gelden
gelijk hebben
gelijklopen
αστράφτω
περνάω αστραπιαία
αστράφτω
ψιθυρίζω
συρίζω
σφυρίζω
στεγνώνω
εκτρέφω
βασανίζω
γυαλίζω
ξεγελάω
ζορίζω
εκβιάζω
παραβιάζω
διατυπώνω
φωτογραφίζω
διεξάγω σωματική έρευνα
ψάχνω
βάζω γραμματόσημα
τηγανίζω
ζαρώνω
σουφρώνω
συνοφρυώνομαι
τσιγαρίζω
παραιτούμαι
λειτουργώ
δυσλειτουργώ
βασίζω
θεμελιώνω
συγχωνεύομαι
πηγαίνω
φεύγω
περνάω
περνάω
αντιλαλώ
ηχώ
καλπάζω
χασμουριέμαι
εγγυώμαι
φιλοξενώ
φιλοξενώ
γίνομαι
χρησιμοποιώ
ευδοκιμώ
προκόβω
ανέχομαι
συμπεριφέρομαι
φέρομαι
ανυπομονώ
χασμουριέμαι
υπακούω
κοροϊδεύω
ξεγελάω
τρελαίνω
τρελαίνομαι
αξιοποιώ
ισχύω
έχω δίκιο
δείχνω τη(ν) σωστή ώρα
geloven
geloven
geloven
gelukwensen
generaliseren
generen, zich genezen
genezen
genezen
genieten
genoegen doen
gereedmaken
geringschatten
geringschatten
geruststellen
geslachtsgemeenschap (- hebben)
getuigen
geuren
geuren
gevaar lopen
gevangen zetten
gevangennemen
geven
geven om
gevoelloos worden
gewend zijn
giechelen
gieten
gillen
gillen
gissen
glanzen
glanzen
glijden
glimlachen
glimmen
glimmen
glinsteren
gluren
goed (het - doen)
goedkeuren
goedkeuren
goedpraten
goedvinden
gokken
golfen
golven
golven (doen -)
gonzen
gooien
gooien
gorgelen
graaien
graven
grazen
grenzen
grijnzen
grijpen
grijpen
θαρρώ
νομίζω
πιστεύω
συγχαίρω
γενικεύω
ντρέπομαι
αναρρώνω
επουλώνω
θεραπεύω
απολαμβάνω
ευαρεστώ
ετοιμάζω
περιφρονώ
υποτιμάω
καθησυχάζω
συνουσιάζομαι
καταθέτω
μοσχοβολάω
μυρίζω
κινδυνεύω
φυλακίζω
αιχμαλωτίζω
δίνω
νοιάζομαι
μουδιάζω
συνηθίζω
χαχανίζω
χύνω
στριγκλίζω
τσιρίζω
μαντεύω
γυαλίζω
λάμπω
γλιστράω
χαμογελάω
γυαλίζω
φεγγοβολώ
γυαλίζω
κρυφοκοιτάζω
προκόβω
εγκρίνω
επικυρώνω
δικαιολογώ
συναινώ
στοιχηματίζω
παίζω γκολφ
κυμαίνομαι
κυματίζω
βουίζω
πετάω
ρίχνω
κάνω γαργάρες
ψαχουλεύω
σκάβω
βοσκάω
συνορεύω
χαμογελάω πλατειά
αρπάζω
γραπώνω
grijpen
grinniken
groeien
groeien (gewas)
groeten
grommen
grondvesten
grootbrengen
grootbrengen
gunnen
haasten, zich haasten, zich hagelen
haken
haken (blijven -)
haken (blijven -)
hakken
hakken
hakken
hakken (in stukken -)
halen
halen
halen (brengen)
hallucineren
halveren
handelen
handhaven
handhaven
handtastelijk worden
hangen
hangen (blijven -)
hanteren
haperen
happen
happen
happen (provocatie)
harden
harden (verdragen)
hardlopen
harken
haten
hebben
hechten (wond)
hechten, zich heengaan
heengaan (sterven)
heersen
heersen
heffen (belasting)
heien
hekel (een – hebben aan)
helen
helen
hellen
hellen
helpen
hengelen
herdenken (rel.)
herenigen
πιάνω
χαζογελάω
μεγαλώνω
φυτρώνω
χαιρετάω
μουγκρίζω
θεμελιώνω
ανατρέφω
μεγαλώνω
χαλαλίζω
βιάζομαι
σπεύδω
ρίχνωχαλάζι
πλέκω
πιάνομαι
σκαλώνω
κόβω
πελεκάω
πελεκίζω
κομματιάζω
προλαβαίνω
προφταίνω
φέρνω
έχω παραισθήσεις
περιορίζω κατά το ήμισυ
ενεργώ
διατηρώ
τηρώ
χουφτώνω
κρεμιέμαι
πιάνομαι
χειρίζομαι
δυσλειτουργώ
δαγκώνω
χάφτω
τσιμπάω
σκληραίνω
αντέχω
τρέχω
τσουγκρανίζω
μισώ
έχω
ράβω
δένομαι
φεύγω
αποβιώνω
επικρατώ
κυριαρχώ
επιβάλλω
πασσαλώνω
μισώ
επουλώνω
θεραπεύω
ανηφορίζω
κλίνω
βοηθάω
ψαρεύω με καλάμι
μνημονεύω
συμφιλιώνω
herhalen
herinneren aan
herinneren, zich herinneren, zich herkennen
herkennen
herleiden
herleven
hernieuwen
herroepen
herscholen
herstellen
herstellen
herstellen
herstellen
herstellen (repareren)
herstellen (ziekte)
hertrouwen
herzien
heten
heten
hijgen
hijsen
hinderen
hinderen
hinderen
hinkelen (spel)
hoeden
hoesten
hoeven
hollen
honen
honger hebben
hoogte (op de - stellen)
hopen
horen (gepast zijn)
horen (luisteren)
horen (toebehoren)
horen (vernemen)
hossen
houden
houden (in stand -)
houden aan, zich houden van
housen
houwen
houwen
houwen
hozen
huichelen
huilen
huilen (van dieren)
hullen (rook)
hunkeren
hunkerennaar
huppelen
huren
huren
huwen
επαναλαμβάνω
θυμίζω
αναπολώ
θυμάμαι (-ούμαι)
αναγνωρίζω
διακρίνω
ανάγω
ζωντανεύω
ανανεώνω
ανακαλώ
επανεκπαιδεύω
ανακάμπτω
αποκαθιστώ
επαναφέρω
μπαλώνω
επισκευάζω
αναρρώνω
ξαναπαντρεύομαι
αναθεωρώ
λέγομαι
ονομάζομαι
λαχανιάζω
υψώνω
εμποδίζω
ενοχλώ
παρενοχλώ
παίζω κουτσό
φυλάω
βήχω
χρειάζομαι
τρέχω
χλευάζω
πεινάω
ειδοποιώ
ελπίζω
αρμόζω
ακούω
ανήκω
μαθαίνω
χοροπηδάω
κρατάω
τηρώ
τηρώ
αγαπάω
χορεύω χάουζ
πελεκάω
πελεκίζω
σκαλίζω
βρέχω καταρρακτωδώς
υποκρίνομαι
κλαίω
ουρλιάζω
τυλίγω
λαχταράω
ποθώ
χοροπηδάω
μισθώνω
νοικιάζω
παντρεύομαι
identificeren
identificeren
identificeren (ident. vaststellen)
identificeren, zich ijlen (verward spreken)
ijlen (verward spreken)
ijlen (zich - haasten)
imiteren
importeren
improviseren
inademen
inbeelden, zich inbinden (boeken)
inbinden (kalmer worden)
inbinden (kalmer worden)
inblikken
inbreken
incasseren (innen)
incasseren (opvangen)
inchecken
indelen
indienen
indienen
ineenkrimpen
ineenkrimpen
inenten
infiltreren
informeren
informeren
informeren , zich informeren , zich ingaan
ingaan (beginnen)
ingrijpen
inhalen (verkeer)
inhouden (adem)
inhouden (betekenen)
inhouden (betekenen)
inhouden (bevatten)
inhouden (geld)
inhouden, zich inhuren
inhuren
inkijken
inkomen (binnenkomen)
inkomen (binnenkomen)
inkopen
inkrimpen (bezuinigen)
inkrimpen (kleding)
inkrimpen (kleiner worden)
inladen
inlassen
inlassen
inleggen (bank)
inleggen (weddenschap)
inleveren
inlichten
inlijsten
inlijven
αναγνωρίζω
ταυτίζω
εξακριβώνω την ταυτότητα
ταυτίζομαι
παραληρώ
παραμιλάω
σπεύδω
μιμούμαι
εισάγω
αυτοσχεδιάζω
εισπνέω
φαντάζομαι
βιβλιοδετώ
συγκρατιέμαι
χαμηλώνω τους τόνους
κονσερβοποιώ
κάνω διάρρηξη
εισπράττω
δέχομαι
τσεκάρω εισιτήριο
ταξινομώ
καταθέτω
υποβάλλω
ζαρώνω
μαζεύομαι
εμβολιάζω
διεισδύω
πληροφορώ
ενημερώνω
ενημερώνομαι
πληροφορούμαι
μπαίνω
αρχίζω
επεμβαίνω
προσπερνάω
κρατάω
σημαίνω
συνεπάγομαι
περιέχω
παρακρατώ
συγκρατιέμαι
μισθώνω
προσλαμβάνω
ρίχνω μια ματιά
εισέρχομαι
μπαίνω
αγοράζω
κάνω περικοπές
μαζεύω
συρρικνώνομαι
φορτώνω
εισάγω
προσθέτω
καταθέτω
ποντάρω
παραδίδω
πληροφορώ
κορνιζάρω
ενσωματώνω
inlijven
inloggen
inlossen
inmaken
inmaken
inmaken (fig.)
innemen (bezetten)
innemen (korter maken)
innemen (medicijn)
innemen (smaller maken)
innen
inpakken (cadeau)
inpakken (koffer)
inpalmen
inperken
inpolderen
inpolderen
inprenten
inrichten (meubels)
inrichten (meubels)
inrichten (organiseren)
inrijden (rijklaar maken)
inrijden (rijklaar maken)
inrijden (straat)
inruilen
inruimen (leegmaken)
inschakelen (advocaat)
inschakelen (apparaat)
inschakelen (politie e.d.)
inschatten
inschenken
inschrijven, zich inschrijven, zich inslaan (kapot slaan)
inslaan (kapot slaan)
inslaan (weg)
inslapen (doen -)
inslapen (in slaap vallen)
inslikken
inslikken
insluiten
insmeren
inspannen, zich inspannen, zich inspecteren
instaan
instappen
instellen (afstellen)
instellen (onderzoek)
instemmen
instorten
intekenen
internetten
interpreteren
interviewen
intimideren
intrekken (binnentrekken)
intrekken (herroepen)
introduceren (presenteren)
προσαρτώ
συνδέομαι σε υπολογιστή
εκπληρώνω
κάνω τουρσί
κονσερβοποιώ
σκίζω
καταλαμβάνω
κονταίνω
παίρνω
στενεύω
εξαργυρώνω
τυλίγω
ετοιμάζω τις αποσκευές (μου etc.)
καταφέρνω
περιορίζω
εγγειοβελτιώνω
εκχερσώνω
τυπώνω στο μυαλό
διαρρυθμίζω
επιπλώνω
οργανώνω
ροντάρω
στρώνω αυτοκίνητο
εισέρχομαι
ανταλλάσσω / ανταλλάζω
αδειάζω
καταφεύγω
ενεργοποιώ
καλώ
υπολογίζω
σερβίρω (ποτό)
γράφομαι
εγγράφομαι
θρυμματίζω
σπάζω
στρίβω (σε δρόμο)
κοιμίζω
αποκοιμούμαι
καταπίνω
χάφτω
εσωκλείω
αλείφω
κοπιάζω
πασχίζω
επιθεωρώ
αναλαμβάνω την ευθύνη
επιβιβάζομαι
ρυθμίζω
ασκώ
συναινώ
καταρρέω
εγγράφομαι
σερφάρω στο ίντερνετ
ερμηνεύω
παίρνω συνέντευξη
εκφοβίζω
εισχωρώ
ανακαλώ
λανσάρω
introduceren (presenteren)
introduceren (voorstellen)
invallen
invoegen (snelweg)
invoegen (tussenvoegen)
invoeren
invriezen
invullen
inwerken (iemand)
inwerken (substantie)
inwijden
inwilligen
inwinnen (advies)
inwinnen (raad)
inwisselen
inwrijven
inzakken
inzakken
inzegenen
inzegenen
inzenden
inzien
inzien
inzoomen
inzoomen
irriteren
irriteren
irriteren (med.)
irriteren (zich ergeren)
isoleren
isoleren
jagen
jagen
jaloers zijn
jammeren
jammeren
janken
janken
janken
jatten
jatten
jeuken
jodelen
joggen
jokken
jubelen
juichen
juist zijn
kakelen
kalken
kalmeren
kalmeren
kammen
kamperen
kanaliseren
kankeren
kanoën
kantelen
kantelen
παρουσιάζω
συστήνω
εισβάλλω
μπαίνω
εισάγω
εισάγω
καταψύχω
συμπληρώνω
εξοικειώνω κάποιον
επιδρώ
μυώ
ικανοποιώ
ζητάω
συλλέγω
ανταλλάσσω / ανταλλάζω
τρίβω
βουλιάζω
κάθομαι
αγιάζω
ευλογώ
υποβάλλω
αντιλαμβάνομαι
καταλαβαίνω
ζουμάρω
μεγεθύνω
εκνευρίζω
ενοχλώ
ερεθίζω
ενοχλούμαι
απομονώνω
μονώνω
θηρεύω
κυνηγάω
ζηλεύω
κλαίγομαι
κλαψουρίζω
κλαίω
κλαψουρίζω
ουρλιάζω
βουτάω
σουφρώνω
έχω φαγούρα
τραγουδάω τιρολέζικα
κάνω τζόγκινγκ
λέω (ασήμαντο) ψέμα
ζητωκραυγάζω
ζητωκραυγάζω
αληθεύω
κακαρίζω
ασβεστώνω
ηρεμώ
ησυχάζω
χτενίζω
κατασκηνώνω
διοχετεύω
γκρινιάζω
κάνω κανό
αναποδογυρίζω
ανατρέπω
kantelen
kapen
kapot slaan
kapotgaan
kappen (ook fig.)
kauwen
kauwen
keffen
kenmerken
kennen
kennen
kennen
kennismaken
kennismaken
keren
keren
keren
kermen
keuren
keuren
kibbelen
kietelen
kiezen
kiezen
kiezen (verkiezingen)
kijken
kijken
kijken (t.v.)
kijken (t.v.=volgen)
kijven
kijven
klaarkomen
klaarkomen
klaarmaken
klagen
klagen
klappen (applaudisseren)
klappen (ontploffen)
klappen (slaan)
klappertanden
klauteren
kleden
kleden, zich klemmen
kletsen
kletsen
kletsen
kletsen
kleumen
kleuren
kleven
klikken
klikken (tussen mensen)
klikken (verklikken)
klimmen
klinken
klinken (gehoord worden)
klinken (glazen)
klonen
γέρνω
κάνω (αερο)πειρατεία
θρυμματίζω
χαλάω
κόβω
μασάω
μασουλάω
γαβγίζω
χαρακτηρίζω
γνωρίζω
κατέχω
ξέρω
γνωρίζομαι
γνωρίζω
αναστρέφω
γυρίζω
στρέφω
βογκάω
ελέγχω
επιθεωρώ
καβγαδίζω
γαργαλάω
διαλέγω
επιλέγω
εκλέγω
βλέπω
κοιτάζω
βλέπω
παρακολουθώ
καβγαδίζω
τσακώνομαι
εκσπερματώνω
τελειώνω
ετοιμάζω
γκρινιάζω
παραπονιέμαι
χειροκροτώ
σκάζω
χτυπάω
τουρτουρίζω
σκαρφαλώνω
ντύνω
ντύνομαι
σφηνώνω
αερολογώ
κουβεντιάζω
πολυλογώ
φλυαρώ
ξεπαγιάζω
χρωματίζω
κολλάω
κάνω κλικ
ταιριάζω
προδίδω
σκαρφαλώνω
ηχώ
ακούγομαι
τσουγκρίζω
κλωνοποιώ
kloppen (geluid)
kloppen (hart)
kloppen (juist zijn)
klotsen
kloven
klutsen
knabbelen
knagen
knakken
knarsen
kneden
knellen
knellen (schoen)
knetteren
kneuzen
knevelen
knielen
kniezen
knijpen
knijpen (een kneep geven)
knikkebollen
knikken
knikken
knikken (tuinslang)
knipogen
knippen
knippen (haar)
knipperen
knoeien
knoeien
knopen
knorren
knuffelen
knuffelen
knutselen
knutselen
koesteren
koesteren (illusies)
koken (maaltijd)
koken (vloeistof)
kokhalzen
komen
komen (ergens vaak -)
komen (in aanvaring -)
komen-en gaan
kopen
kopiëren
kopiëren
kortwieken
kosten
kosten
kotsen
kouvatten
kraaien
kraaien
krabben
krabben
kraken
kraken (code)
χτυπάω
σφύζω
αληθεύω
παφλάζω
σχίζω
χτυπάω
τσιμπολογώ (-άω)
ροκανίζω
σπάω
τρίζω
ζυμώνω
μαγκώνω
σφίγγω
τρίζω
μωλωπίζω
δένω κάποιον
γονατίζω
κλαίγομαι
σφίγγω
τσιμπάω
κουτουλάω
λυγίζω
νεύω
τσακώνομαι
κάνω ματάκι
κόβω
κουρεύω
αναβοσβήνω
λερώνω
τα κάνω χάλια
κουμπώνω
γρυλίζω
αγκαλιάζω
κάνω χάδια
κάνω μικροκατασκευές
κατασκευάζω πρόχειρα
αγαπάω
τρέφω
μαγειρεύω
βράζω
αναγουλιάζω
έρχομαι
συχνάζω
τσουγκρίζω
πηγαινοέρχομαι
αγοράζω
αντιγράφω
κοπιάρω
κόβω τα φτερά
κοστίζω
στοιχίζω
ξερνάω
κρυολογώ
κράζω
λαλώ
γρατσουνίζω
ξύνω
τρίζω
σπάζω / σπάω
kraken (gebouw)
krassen
krenken
krenken
kreukelen
kreunen
kriebelen
kriebelen
krijgen
krijgen
krijgen (voor elkaar krijgen)
krijsen
krimpen
krimpen
krioelen
kromtrekken
kronen
kronkelen
kruiden
kruien
kruimelen
kruimelen
kruipen
kruisen
kruisen (de armen)
kruisen (elkaar - )
kruisigen
krullen
kuchen
kunnen
kunnen
kunnen
kussen
kwaad doen
kwaadspreken
kwaken
kwalificeren
kwalificeren, zich kwalijk nemen
kweken
kwelen
kwellen
kwellen
kwellen
kwetsen
kwetsen
kwijlen
kwijtraken
kwispelen
laat (te - zijn)
lachen
laden (elekt.)
laden (inladen)
laden (wapen)
lakken
lamleggen
lanceren (idee, product)
lanceren (raket)
landen
κάνω κατάληψη
γρατσουνίζω
θίγω
προσβάλλω
τσαλακώνω
βογκάω
γαργαλάω
προκαλώ φαγούρα
αποκτάω
παίρνω
καταφέρνω
τσιρίζω
μαζεύω
συρρικνώνομαι
βρίθω
λυγίζω
στέφω
τυλίγομαι
καρυκεύω
τσουλάω
θρυμματίζω
κάνω ψίχουλα
σέρνομαι
διασταυρώνω
σταυρώνω
διασταυρώνομαι
σταυρώνω
σγουραίνω
ξεροβήχω
γίνομαι
μπορώ
ξέρω
φιλάω
πειράζω
κακολογώ
κρώζω
χαρακτηρίζω
προκρίνομαι
κακίζω
καλλιεργώ
κελαηδάω
παιδεύω
πιλατεύω
ταλαιπωρώ
θίγω
πληγώνω
σαλιώνω
χάνω
κουνάω
αργώ
γελάω
φορτίζω
φορτώνω
γεμίζω
βερνικώνω
παραλύω
λανσάρω
εκτοξεύω
προσγειώνομαι
landmeten
langskomen
lassen
lasteren
lasteren
lastigvallen
lastigvallen
lastigvallen
laten
laten zien
lauweren
laven
leeg (- laten lopen)
leeg maken
leeglopen
legaliseren
legen
legen
leggen
leggen
leggen (eieren)
leiden
leiden
leiden
lekken
lekken (schip)
lenen ( - aan)
lenen ( - van)
leren
leren (les geven)
leren (studeren)
leren (studeren)
lessen (de dorst -)
leuk vinden
leunen
leunen
leuteren
leuteren
leven
leveren
leveren
lezen
lichten (licht geven)
liefhebben
liefkozen
liefkozen
liegen
liften
liggen
liggen (gaan - )
liggen (wind)
lijden
lijden
lijden
lijden (doen -)
lijken
lijken ( - op)
lijmen
lijnen
χωρομετρώ
περναώ από
συγκολλώ
δυσφημίζω
συκοφαντώ
παρενοχλώ
πρήζω
τριγυρίζω
αφήνω
δείχνω
τιμάω
δροσίζω
ξεφουσκώνω
αδειάζω
ξεφουσκώνω
νομιμοποιώ
αδειάζω
εκκενώνω
θέτω
τοποθετώ
γεννάω
διοικώ
καθοδηγώ
οδηγώ
έχω διαρροή
παίρνω νερά
δανείζω
δανείζομαι
μαθαίνω
διδάσκω
διαβάζω
μελετάω
ξεδιψάω
γουστάρω
ακουμπάω
στηρίζομαι
λέω ανοησίες
μωρολογώ
ζω
παραδίδω
προμηθεύω
διαβάζω
ακτινοβολώ
αγαπάω
θωπεύω
χαϊδεύω
λέω ψέματα
κάνω ωτοστόπ
ξαπλώνω
πλαγιάζω
πέφτω
παθαίνω
πάσχω
πονάω
ταλαιπωρώ
φαίνομαι
μοιάζω
κολλάω
κάνω δίαιτα
likken
liquideren
localiseren
loeien
loeien (sirene)
loensen
logeren
lokaliseren
lokken
lokken
lonen
lopen
lopen
lopen (kraan)
los (ser) ( - maken)
losbarsten
loshalen
losknopen
loslaten
loslaten
loslaten
losmaken
losmaken
losmaken
losmaken (geld -)
lossen
lossen
loten
loven
loven
loven
lozen
luchten
luchten (gevangenen)
luiden
luiden
luiden (klok)
luieren
luieren
luisteren
lukken
lullen
lullen
lunchen
lusten
lusten
lusten (maaltijd)
maaien (gras)
maaien (koren)
macht hebben
machtigen
maken
maken
maken (foto)
maken (herstellen)
malen
manen
manen
manicuren
γλείφω
εκκαθαρίζω
εντοπίζω
μουκανίζω
βουίζω
αλληθωρίζω
φιλοξενούμαι
εντοπίζω
δελεάζω
θέλγω
αξίζω
βαδίζω
περπατάω
τρέχω
χαλαρώνω
ξεσπάω
ξηλώνω
ξεκουμπώνω
απελευθερώνω
αφήνω
ξεκολλάω
λύνω
ξεκολλάω
ξηλώνω
αποσπώ
εκφορτώνω
ξεφορτώνω
κληρώνω
εξυμνώ
επαινώ
παινεύω
αποχετεύω
αερίζω
προαυλίζομαι
ηχώ
χτυπάω
σημαίνω
τεμπελιάζω
χασομεράω
ακούω
πετυχαίνω
λέω βλακείες
λέω μπούρδες
γευματίζω
ορέγομαι
ποθώ
αρέσει, μου (etc)
κουρεύω γρασίδι
θερίζω
εξουσιάζω
εξουσιοδοτώ
κάνω
φτιάχνω
βγάζω
επισκευάζω
αλέθω
παροτρύνω
προτρέπω
κάνω μανικιούρ
manipuleren
mankeren
marcheren
martelen
masseren
matigen
mededelen
mededelen
mededelen
mededingen
mededingen
medelijden hebben
medelijden hebben
medelijden hebben
meebrengen
meebrengen, met zich meedoen
meegaan
meemaken
meemaken
meenemen
meerekenen
meeslepen
meesleuren
meespelen
meetellen
meetellen
meevallen
meevoelen
meezitten
melden
melden
melden
melden, zich melken
menen
menen
menen
menen
mengen (betrekken bij)
mengen (vermengen)
merken (merkteken geven)
merken (opmerken)
meten
metselen
meubileren
mijden
mikken
mikken
minachten
minder worden
minderwaardig (- zijn aan)
misdragen, zich misgunnen
mishandelen
misleiden
mislukken
missen
missen (gemis voelen)
μανιπουλάρω
παρουσιάζω ελάττωμα
βαδίζω
βασανίζω
κάνω μασάζ
μετριάζω
ανακοινώνω
γνωστοποιώ
κοινοποιώ
ανταγωνίζομαι
συναγωνίζομαι
πονάω
συμπονάω
συμπονώ
φέρνω
συνεπάγομαι
συμμετέχω
συνοδεύω
βιώνω
βλέπω
παίρνω
υπολογίζω
σέρνω
σαρώνω
συμμετέχω
πιάνομαι
υπολογίζω
υπερβαίνω τις προσδοκίες
συμπαθώ
ευνοούμαι από τις περιστάσεις
αναφέρω
ειδοποιώ
πληροφορώ
παρουσιάζομαι
αρμέγω
εννοώ
θαρρώ
νομίζω
πιστεύω
εμπλέκω
ανακατεύω
σημαδεύω
παρατηρώ
μετράω
κτίζω / χτίζω
επιπλώνω
αποφεύγω
σημαδεύω
σκοπεύω
περιφρονώ
μειώνομαι
υπολείπομαι
παραφέρομαι
φθονώ
κακοποιώ
παραπλανάω
αποτυχαίνω
λείπω
αποθυμάω
missen (gemis voelen)
missen (ontberen)
missen (trein)
misvormen
mixen
mixen
moderniseren
moeten
moeten
mogelijk zijn
mogen (kunnen)
mogen (sympathiek vinden)
mokken
mokken
molesteren
molesteren
mompelen
monteren
monteren
mopperen
morrelen
morsen
motiveren
mousseren
muiten
muiten
murmelen
naaien
naaien (aan elkaar -)
naaien (vulg.)
na-apen
na-apen
nablijven
nabootsen
nadenken
nadenken
naderbij komen
naderen
naderen
naderen
naderen
naderen
nadoen
najagen
nakijken
nakomen (belofte)
nalaten
nalaten
nalaten
nalaten
naleven
naleven
nalopen
namaken
napraten
napraten
narekenen
nasynchroniseren
natmaken
νοσταλγώ
στερούμαι
χάνω
παραμορφώνω
ανακατεύω
μιξάρω
εκσυγχρονίζω
επιβάλλεται
πρέπει
γίνομαι
μπορώ
αρέσει, μου (etc)
γκρινιάζω
κατσουφιάζω
κακοποιώ
παρενοχλώ
μουρμουρίζω
μοντάρω
συναρμολογώ
γκρινιάζω
πασπατεύω
χύνω
αιτιολογώ
αφρίζω
εξεγείρομαι
στασιάζω
μουρμουρίζω
ράβω
συρράπτω
γαμάω
μιμούμαι
πιθηκίζω
παραμένω μετά το μάθημα
αντιγράφω
σκέφτομαι
συλλογίζομαι
πλησιάζω
ζυγώνω
κοντεύω
πλησιάζω
προσεγγίζω
σιμώνω
μιμούμαι
κυνηγάω
ελέγχω
τηρώ
αμελώ
αποφεύγω
αφήνω
παραλείπω
συμμορφώνομαι
τηρώ
ακολουθώ
απομιμούμαι
επαναλαμβάνω
παπαγαλίζω
ξαναλογαριάζω
μεταγλωττίζω
βρέχω
natmaken
natmaken
naturaliseren
navigeren
navigeren
neerdalen
neerkomen
neerkomen (betekenen)
neerleggen
neerleggen (betalen)
neerleggen (functie)
neerstorten
neerzetten
negeren
neigen
nemen
nemen (in aanmerking -)
nemen (in acht - )
nemen (op zich - )
nestelen (dieren)
netwerken
neuken
neuken
neuzen
niet weten
nieten
niezen
niksen
noemen (een naam geven)
noemen (een naam geven)
noemen (vermelden)
noodzaken
noodzaken
noteren
nummeren
nuttig zijn
nuttig zijn
nuttigen
nuttigen
observeren
observeren
oefenen
oefenen
oefenen
offeren
offeren
ogen (onder - zien)
omarmen
omarmen
ombrengen
omcirkelen
omgaan (- met)
omgeven
omgooien
omgorden
omheinen
omhelzen
omhoog doen
omhoog gaan
καταβρέχω
μουσκεύω
πολιτογραφώ
κυβερνάω
πλοηγώ
κατεβαίνω
πέφτω
σημαίνω
αφήνω
πληρώνω
παραιτούμαι
συντρίβομαι
αποθέτω
αγνοώ
κλίνω
παίρνω
υπολογίζω
τηρώ
αναλαμβάνω
φωλιάζω
δικτυώνομαι
γαμάω
πηδάω
σκαλίζω
αγνοώ
συρράπτω
φτερνίζομαι
τεμπελιάζω
αποκαλώ
ονομάζω
αναφέρω
εξαναγκάζω
υποχρεώνω
σημειώνω
αριθμώ
χρησιμεύω
ωφελώ
καταναλώνω
τρώω
παρακολουθώ
παρατηρώ
ασκούμαι
ασκώ
εξασκούμαι
θυσιάζω
σφαγιάζω
αντικρίζω
αγκαλιάζω
σφίγγω
σκοτώνω
περικυκλώνω
συναναστρέφομαι
περιβάλλω
αναποδογυρίζω
ζώνω
φράζω
αγκαλιάζω
σηκώνω
ανεβαίνω
omhoog gaan
omkeren
omkeren
omkeren
omkeren
omkijken
omkleden
omklemmen
omkomen
omkomen
omkopen
omloop (in - brengen)
omloop (in - zijn)
omlopen (een omweg maken)
omlopen (in een kring lopen)
ompraten
omrijden
omringen
omringen
omringen
omringen
omruilen
omruilen
omscholen
omschrijven
omsingelen
omsingelen
omslaan (bladzijden)
omslaan (boot)
omslaan (omvouwen)
omvatten
omvergooien
omverwerpen
omverwerpen
omvouwen
omwikkelen
omwoelen
omzeilen
onderbouwen
onderbouwen
onderbreken
onderdompelen
onderdrukken
ondergaan
ondergaan
ondergaan (zon)
ondergaan (zon)
onderhandelen
onderhandelen
onderhouden
ondermijnen
ondermijnen
ondernemen
ondernemen
ondernemen
onderrichten
onderschatten
onderscheiden
onderscheiden
ανηφορίζω
αναποδογυρίζω
αναστρέφω
ανατρέπω
αντιστρέφω
κοιτάω πίσω (μου)
αλλάζω (ρούχα)
σφίγγω
σκοτώνομαι
χάνομαι
δωροδοκώ
κυκλοφορώ
κυκλοφορώ
κάνω (τον) κύκλο
περιστρέφομαι
μεταπείθω
παρακάμπτω
περιβάλλω
περικυκλώνω
περιστοιχίζω
τριγυρίζω
αλλάζω
ανταλλάζω ook ανταλλάσσω
επανεκπαιδεύω
περιγράφω
ζώνω
περικυκλώνω
γυρίζω
ανατρέπομαι
στρίβω
καλύπτω
ρίχνω
ανατρέπω
ρίχνω
διπλώνω
περιτυλίγω
ξεσκαλίζω
παρακάμπτω
θεμελιώνω
τεκμηριώνω
διακόπτω
βυθίζω
καταπιέζω
παθαίνω
υποβάλλομαι
βασιλεύω
γέρνω
διαπραγματεύομαι
παζαρεύω
συντηρώ
υπονομεύω
υποσκάπτω
αναλαμβάνω
επιχειρώ
καταπιάνομαι
διδάσκω
υποτιμάω
διακρίνω
χαρακτηρίζω
onderscheiden, zich onderscheppen (bericht)
onderscheppen (vliegtuig)
ondersteunen
ondersteunen
ondersteunen
onderstrepen
ondertekenen
ondervinden
ondervragen
onderwerpen
onderwerpen (- aan)
onderwerpen, zich onderwijzen
onderworpen (- worden aan)
onderzoeken
onderzoeken
onderzoeken
onderzoeken
ongeduldig zijn
ongerust zijn
ontberen
ontbijten
ontbijten
ontbijten
ontbinden
ontbinden
ontbreken
ontbreken
ontdekken
ontdooien
ontdooien
ontdooien
ontduiken
onteigenen
onteren
ontevreden stemmen
ontfermen, zich - over
ontglippen
ontgroenen
onthoofden
onthouden
onthouden, zich - van
onthullen
ontkennen
ontketenen
ontkomen
ontladen (elektr.)
ontleden
ontlopen
ontlopen
ontlopen
ontmaagden
ontmaskeren
ontmaskeren
ontmoedigen
ontmoeten
ontmoeten
ontnemen
ξεχωρίζω
υποκλέπτω
αναχαιτίζω
στηρίζω
υποβαστάζω
υποστηρίζω
υπογραμμίζω
υπογράφω
αντιμετωπίζω
ανακρίνω
υποδουλώνω
υποβάλλω
υποτάσσομαι
διδάσκω
υποβάλλομαι
διερευνώ
εξερευνώ
εξετάζω
ερευνάω
ανυπομονώ
ανησυχώ
στερούμαι
παίρνω πρωινό
προγευματίζω
τρώω πρωινό
διαλύω
λύω
απουσιάζω
λείπω
ανακαλύπτω
αποψύχω
λιώνω
ξεπαγώνω
διαφεύγω
απαλλοτριώνω
ατιμάζω
δυσαρεστώ
φροντίζω
ξεγλιστράω
κάνω καψόνια
αποκεφαλίζω
θυμάμαι/θυμούμαι
απέχω
αποκαλύπτω
αρνούμαι
εξαπολύω
γλιτώνω
εκφορτίζω
αναλύω
αποφεύγω
γλιτώνω
ξεφεύγω
ξεπαρθενεύω
αποκαλύπτω
ξεσκεπάζω
αποθαρρύνω
ανταμώνω
συναντάω
στερώ
ontnuchteren
ontnuchteren (drank)
ontploffen
ontplooien
ontraden
ontroeren
ontroeren
ontruimen
ontslaan
ontslag nemen
ontsnappen
ontsnappen
ontsnappen
ontsnappen
ontspannen
ontsporen
ontspruiten
ontstaan
ontsteken
ontsteken
ontvangen
ontvangen
ontvangen
ontvangen
ontvangst (in - nemen)
ontvluchten
ontvluchten
ontwaken
ontwaken (doen - )
ontwapenen
ontwarren
ontwerpen
ontwerpen (opstellen)
ontwerpen (tekenen)
ontwikkelen
ontwikkelen (foto's)
ontwortelen
ontwrichten
ontwrichten
ontzeggen
ontzeggen
oogsten
oordelen
oorlog voeren
op zijn
opbellen
opbellen
opbergen
opblazen (ballon)
opblazen (explosief)
opblijven
opbouwen (bij elkaar brengen)
opbouwen (samenstellen)
opbrengen (opleveren)
opbrengen (opleveren)
opbrengen (opsmeren)
opbrengen (opsmeren)
opdagen
opdienen
ξενερώνω
ξεμεθάω
σκάζω
αναπτύσσω
αποσυμβουλεύω
συγκινώ
ταράζω
εκκενώνω
παύω
παραιτούμαι
γλιτώνω
δραπετεύω
ξεγλιστράω
ξεφεύγω
χαλαρώνω
εκτροχιάζομαι
βλασταίνω
σχηματίζομαι
ανάβω
πυροδοτώ
δέχομαι
παίρνω
παραλαμβάνω
υποδέχομαι
παραλαμβάνω
δραπετεύω
ξεφεύγω
ξυπνάω
ξυπνάω
αφοπλίζω
ξεμπερδεύω
καταστρώνω
καταρτίζω
σχεδιάζω
αναπτύσσω
εμφανίζω
ξεριζώνω
αποδιοργανώνω
εξαρθρώνω
απαγορεύω
αρνούμαι
θερίζω
κρίνω
πολεμάω
σώνομαι
παίρνω τηλέφωνο
τηλεφωνάω
αποθηκεύω
φουσκώνω
ανατινάζω
ξενυχτάω
συσσωρεύω
συνθέτω
αποδίδω
αποφέρω
επαλείφω
επιστρώνω
εμφανίζομαι
σερβίρω
opdragen
opdragen
opdragen (bevelen)
opdragen (de mis -)
opdragen (wijden)
opdrijven (dieren)
opdrijven (prijzen)
opdringen
opdringen (idee)
opdrinken
opdrinken (ledigen)
opdrogen
opdrogen (rivier)
opdrukken (drukken)
opdrukken, zich opeenhopen
opeisen
openbaren
openbreken
openen
openen (bericht -)
opengaan
openmaken
openmaken
opereren
opereren (handelen)
opereren (med.)
opereren (med.)
opeten
opgaan
opgaan
opgaan (gelijk -)
opgaan (zon)
opgelucht zijn
opgeven (aangeven)
opgeven (het -)
opgewonden raken
opgroeien
ophalen
ophalen
ophangen
ophangen
ophangen (telefoon)
ophangen (wasgoed)
opheffen (afschaffen)
opheffen (optillen)
ophelderen
ophijsen
ophitsen
ophogen
ophouden
ophouden
ophouden (vertragen)
opjagen
opknappen
opkomen (planten)
opkomen (verschijnen)
opkomen (zon)
oplappen
αναθέτω
επιφορτίζω
προστάζω
λειτουργώ
αφιερώνω
σαλαγάω
φουσκώνω
επιβάλλω
υποβάλλω
πίνω
αδειάζω
στεγνώνω
στερεύω
τυπώνω
κάνω κάμψεις
συσσωρεύω
αξιώνω
φανερώνω
παραβιάζω
ανοίγω
ανοίγω μήνυμα
ανοίγω
ανοίγω
ξεκλειδώνω
λειτουργώ
δρω
εγχειρίζω
χειρουργώ
τρώω
ανεβαίνω
τελειώνω
συμβαδίζω
ανατέλλω
ξαλαφρώνω
δηλώνω
παραιτούμαι
ανάβω
μεγαλώνω
μαζεύω
παραλαμβάνω
αναρτώ
κρεμάω
κλείνω
απλώνω
καταργώ
υψώνω
διαλευκαίνω
σηκώνω
ξεσηκώνω
επιχωματώνω
παύω
σταματάω
καθυστερώ
κυνηγάω
μερεμετίζω
ξεφυτρώνω
εμφανίζομαι
ανατέλλω
μπαλώνω
opleggen
opleiden
opleiden
opleiden
opletten
opleven
opleven
opleveren
opleveren (afleveren)
oplichten
oplichten
oplichten (optillen)
oplossen (probleem)
opluchten
opmaken
opmaken (geld)
opmerken
opmerken
opmeten
opmeten
opmeten
opnemen (absorberen)
opnemen (geld)
opnemen (geluid)
opnemen (geluid)
opnemen (telefoon)
opnemen (vastleggen)
opnemen (ziekenhuis)
opnoemen
opofferen
oppassen
opplakken
oppompen
oprakelen
opraken
oprapen
oprichten
oprichten
oprichten (doen rijzen)
oproepen
oproepen
oproepen
opruimen
opruimen
opruimen
opscheppen
opscheppen (eten)
opscheppen (eten)
opscheppen (pochen)
opschieten (overweg kunnen)
opschieten (voortmaken)
opschorten
opschorten
opschrijven
opschrijven
opschudding (in - brengen)
opschudding (-veroorzaken)
opschuiven
opschuiven
επιβάλλω
εκπαιδεύω
καταρτίζω
μορφώνω
προσέχω
ζωηρεύω
ζωντανεύω
αποφέρω
παραδίδω
αισχροκερδώ
εξαπατάω
ανασηκώνω
λύνω
ξαλαφρώνω
τρώω
ξοδεύω
αντιλαμβάνομαι
παρατηρώ
καταμετρώ
μετράω
χωρομετρώ
απορροφάω
κάνω ανάληψη
ηχογραφώ
μαγνητοσκοπώ
απαντάω
καταγράφω
εισάγω
απαριθμώ
θυσιάζω
προσέχω
επικολλώ
φουσκώνω
ανακινώ
τελειώνω
μαζεύω
ιδρύω
στήνω
ορθώνω
καλώ
κλητεύω
στρατολογώ
σιάζω
συγυρίζω
συμμαζεύω
παινεύομαι
βάζω φαγητό στο πιάτο
σερβίρω
καυχιέμαι
τα πάω καλά με κάποιον
προχωρώ
αναβάλλω
αναστέλλω
γράφω
σημειώνω
ξεσηκώνω
ταρακουνάω
μετακινώ
μετατοπίζω
opslaan
opslaan (tennis)
opsluiten
opsluiten
opsommen
opsporen
opsporen
opspringen
opspringen
opspringen
opstaan
opstaan (doen -)
opstand (in - komen)
opstapelen
opstappen
opstarten
opstarten
opsteken (hand)
opsteken (sigaret)
opstellen
opstellen
opstellen (ontwerpen)
opstijgen
opstoken
opstoken
opstropen
opsturen
opsturen
optellen
optellen
optillen
optillen
optreden (in actie komen)
optreden (theater)
optrekken (auto)
optrekken (broek)
optuigen
opvangen (vluchtelingen)
opvatten (beschouwen)
opvegen
opvoeden
opvoeren
opvoeren (prijs)
opvoeren (snelheid)
opvoeren (theater)
opvolgen (koning)
opvolgen (raad)
opvouwen
opvragen
opvrolijken
opvrolijken
opvrolijken
opvullen
opwachten
opwachten
opwarmen
opwegen
opwekken
opwerpen (argument)
αποθηκεύω
σερβίρω
εγκλείω
φυλακίζω
απαριθμώ
ανιχνεύω
εντοπίζω
αναπηδάω
πετιέμαι
πηδάω
σηκώνομαι
σηκώνω
σηκώνομαι
στοιβάζω
φεύγω
βάζω μπρος
θέτω σε λειτουργία
σηκώνω
ανάβω
καταστρώνω
στήνω
καταρτίζω
απογειώνομαι
συνδαυλίζω
υποδαυλίζω
σηκώνω τα μανίκια
στέλνω
ταχυδρομώ
αθροΐζω
προσθέτω
ανασηκώνω
σηκώνω
αναλαμβάνω δράση
δίνω παράσταση
επιταχύνω
σηκώνω παντελόνι
στολίζω
υποδέχομαι
εκλαμβάνω
σκουπίζω
ανατρέφω
κλιμακώνω
αυξάνω
επιταχύνω
ανεβάζω
διαδέχομαι
ακολουθώ
διπλώνω
ζητάω
ζωηρεύω
ζωντανεύω
χαροποιώ
γεμίζω
περιμένω
στήνω καρτέρι
ζεσταίνω
αντισταθμίζω
εγείρω
προβάλλω
opwinden
opwinden
opwinden (uurwerk)
opzeggen (annuleren)
opzeggen (gedicht)
opzeggen (verdrag)
opzetten
opzetten (dier)
opzetten (hoed)
opzetten (ophitsen)
opzoeken
opzuigen
opzwellen
opzwellen
opzwellen
ordenen
organiseren
organiseren
oriënteren, zich oud worden
ouwehoeren
ouwehoeren
over zijn
overbelasten
overblijven
overblijven (resteren)
overboeken
overbrengen
overbrengen
overbrengen
overdekken
overdekken
overdenken
overdenken
overdoen
overdoen
overdragen
overdrijven
overdrijven
overeenkomen
overeenkomen
overeenkomen (passen)
overeenstemmen
overeenstemmen
overeind komen
overgaan (pijn)
overgaan (school)
overgaan (school)
overgaan (telefoon)
overgeven
overhalen (overtuigen)
overhalen (trekker)
overhandigen
overheersen
overheersen
overheersen
overhellen
overhellen
overhouden
αναστατώνω
ερεθίζω
κουρδίζω ook κουρντίζω
ακυρώνω
απαγγέλλω
καταγγέλλω
στήνω
ταριχεύω
φοράω
ξεσηκώνω
επισκέπτομαι
απορροφάω
διογκώνομαι
πρήζομαι
φουσκώνω
τακτοποιώ
διοργανώνω
οργανώνω
προσανατολίζομαι
γερνάω
αερολογώ
πολυλογώ
περισσεύω
παραφορτώνω
μένω
περισσεύω
εμβάζω (χρήματα)
διαβιβάζω
μεταβιβάζω
μεταφέρω
καλύπτω
σκεπάζω
αναλογίζομαι
επανεξετάζω
επαναλαμβάνω
ξανακάνω
μεταβιβάζω
μεγαλοποιώ
υπερβάλλω
συμφωνώ
συνομολογώ
ταιριάζω
ανταποκρίνομαι
συμφωνώ
σηκώνομαι
περνάω
προάγομαι
προβιβάζομαι
χτυπάω
ξερνάω
μεταπείθω
τραβάω
εγχειρίζω
εξουσιάζω
επικρατώ
κυριαρχώ
γέρνω
κλίνω
απομένει, μου (etc)
overhouden
overkomen
overladen
overlappen
overlaten
overleggen
overleven
overlijden
overlijden
overmaken
overmeesteren
overmeesteren (persoon)
overnachten
overnemen (bedrijf)
overnemen (navolgen)
overnemen (op zich nemen)
overplaatsen
overrijden
overrompelen
overschakelen (auto)
overschakelen (t.v.)
overschatten
overschrijden
overschrijven
overschrijven (geld)
overschrijven (naam)
overslaan (brand)
overslaan (vergeten)
overstappen
oversteken
overstelpen
overstromen
overstromen
overtreden
overtreffen
overtreffen
overtuigen
overvallen
overvallen (politie)
overvallen (verrassen)
overwegen
overwegen
overwegen
overwerken
overwinnen
overwinnen
overwinteren
oxideren
oxideren
paardrijden
pakken
pakken (arresteren)
pakken (inpakken)
pakken (vastpakken)
pakken (vastpakken)
paraferen
parafraseren
paren (algemeen)
pareren
περισσεύει, μου (etc)
παθαίνω
παραφορτώνω
αλληλεπικαλύπτω
αφήνω
προσκομίζω
επιζώ
αποβιώνω
πεθαίνω
μεταβιβάζω
κατακυριεύω
ακινητοποιώ
διανυκτερεύω
εξαγοράζω
υιοθετώ
αναλαμβάνω
μεταθέτω
παρασύρω με όχημα
αιφνιδιάζω
αλλάζω ταχύτητα
συνδέομαι
υπερεκτιμάω
ξεπερνάω
αντιγράφω
μεταβιβάζω
μεταγράφω
μεταδίδομαι
παραλείπω
μετεπιβιβάζομαι
διασχίζω
κατακλύζω
κατακλύζω
πλημμυρίζω
παραβιάζω
ξεπερνάω
υπερβαίνω
πείθω
ληστεύω
κάνω έφοδο
αιφνιδιάζω
λαμβάνω υπόψη
σκέφτομαι
συλλογίζομαι
κάνω υπερωρίες
νικάω
υπερνικώ
ξεχειμωνιάζω
οξειδώνομαι
οξειδώνω
κάνω ιππασία
πιάνω
συλλαμβάνω
κάνω τις βαλίτσες μου (etc)
αρπάζω
παίρνω
μονογραφώ
παραφράζω
ζευγαρώνω
αποκρούω
parkeren
parkeren
passen (bij elkaar passen)
passen (kleding)
passen (voldoende groot)
passeren
pauzeren
peilen
peilen
peilen (fig.)
peinzen
pellen
pensioneren
permanenten
persen
persen (drukken)
pesten
pesten
peuteren
piepen (deur)
piepen (muis)
piepen (vogel)
pijn hebben
pikken (accepteren)
pikken (stelen)
pinnen (geld opnemen)
pissen
pissen
plaatsen
plaatsen
plaatsen
plaatsen, zich plaatsen, zich - (sport)
plaatsvinden
plaatsvinden
plagen
plagen
plagen
plakken
plan (van - zijn)
plan (van - zijn)
plan (van - zijn)
plannen
plannen
planten
plassen
plassen
playbacken
plegen
plegen
pleiten
pleiten
pletten
pletten
ploegen
ploeteren
ploeteren
plonzen
plukken
παρκάρω
σταθμεύω
ταιριάζω
δοκιμάζω
χωράω
προσπερνάω
κάνω διάλειμμα
βυθομετράω
βυθομετρώ
εξετάζω
συλλογίζομαι
ξεφλουδίζω
συνταξιοδοτούμαι
κάνω περμανάντ
πιέζω
τυπώνω
παρενοχλώ
πειράζω
σκαλίζω
τρίζω
τσιρίζω
τιτιβίζω
πονάω
αποδέχομαι
κλέβω
κάνω ανάληψη
κατουράω
ουρώ
βάζω
θέτω
τοποθετώ
τίθεμαι
προκρίνομαι
λαμβάνω χώρα
συμβαίνω
ενοχλώ
πειράζω
πιλατεύω
κολλάω
λεώ (λέγω)
σκοπεύω
σχεδιάζω
προγραμματίζω
σχεδιάζω
φυτεύω
κατουράω
ουρώ
τραγουδάω playback
διαπράττω
πραγματοποιώ
αγορεύω
συνηγορώ
θρυμματίζω
συντρίβω
οργώνω
μοχθώ
τσαλαβουτάω
παφλάζω
κόβω
plukken (druiven)
plukken (gevogelte)
plunderen
pochen
pochen
poepen
poepen
poetsen
poffen
pogen
pogen
polijsten
polijsten
pompen
pootjebaden
porren
porren
poseren
posten
posten (wacht houden)
poten
prakken
praten
praten
prediken
prefereren
preken (fig.)
prepareren
presenteren
presteren
prijzen
prijzen
prikkelen
prikkelen
prikken
prikken
prikken (insect)
prikken (pijn)
printen
proberen
proberen
proberen
proef (op de - stellen)
proesten (niezen)
proesten (snuiven)
proeven
programmeren
promoten
promoveren
pronken
pronken met
protesteren
provoceren
pruttelen
publiceren
puffen
pureren
putten
raadplegen
τρυγάω
ξεπουπουλιάζω
λεηλατώ
καυχιέμαι
παινεύομαι
αφοδεύω
χέζω
γυαλίζω
ψήνω
επιχειρώ
προσπαθώ
λουστράρω
στιλβώνω
αντλώ
τσαλαβουτάω
σκουντάω
τσιγκλάω
ποσάρω
ταχυδρομώ
φυλάω σκοπιά
φυτεύω
πολτοποιώ
μιλάω
συζητάω
κηρύσσω
προτιμάω
νουθετώ
παρασκευάζω
παρουσιάζω
κατορθώνω
επαινώ
παινεύω
ερεθίζω
κεντρίζω
τρυπάω
τσιμπάω
κεντρίζω
τσούζω
εκτυπώνω
δοκιμάζω
επιχειρώ
προσπαθώ
δοκιμάζω
φτερνίζομαι
ξεφυσάω
γεύομαι
προγραμματίζω
προωθώ
προβιβάζομαι
υπερηφανεύομαι
καμαρώνω
διαμαρτύρομαι
προκαλώ
σιγοβράζω
δημοσιεύω
ξεφυσάω
πολτοποιώ
αντλώ
συμβουλεύομαι
raaskallen
raden
rafelen
raken
raken
ramen
ramen
rammelen (ratelen)
rammelen (v.d. honger)
rangschikken
ranselen
rapen
rapporteren
raspen
ratificeren
razen (te keer gaan)
razen (te keer gaan)
reageren
reageren
reageren
realiseren
realiseren
realiseren, zich recapituleren
rechtvaardigen
rechtvaardigen
rechtzetten
reconstrueren
rectificeren
recyclen
redden
redden
redden
redeneren
redeneren
redetwisten
redetwisten
reduceren
reduceren
reflecteren
reflecteren
regelen
regelen
regelen
regelen
regenen
regeren
registreren
registreren
reiken
reiken
reikhalzen
reinigen
reinigen (fig.)
reizen
rekenen
rekenen ( - op)
rekening houden met
rekenschap geven
παραληρώ
μαντεύω
ξεφτίζω
πετυχαίνω
χτυπάω
εκτιμάω
υπολογίζω
κουδουνίζω
γουργουρίζω
ταξινομώ
ξυλοκοπάω
μαζεύω
αναφέρω
τρίβω
επικυρώνω
λυσσομανάω
μαίνομαι
ανταποκρίνομαι
αντιδρώ
απαντάω
πραγματοποιώ
υλοποιώ
συνειδητοποιώ
ανακεφαλαιώνω
δικαιολογώ
νομιμοποιώ
τακτοποιώ
ανακατασκευάζω
επανορθώνω
ανακυκλώνω
γλιτώνω
διασώζω
σώζω
επιχειρηματολογώ
συλλογίζομαι
διαπληκτίζομαι
λογοφέρνω
μειώνω
περικόπτω
ανακλώ
αντανακλώ
διευθετώ
κανονίζω
ρυθμίζω
τακτοποιώ
βρέχω
κυβερνάω
καταγράφω
καταχωρίζω
απλώνω
εκτείνω
επιζητώ
καθαρίζω
εξαγνίζω
ταξιδεύω
λογαριάζω
βασίζομαι
λογαριάζω
λογοδοτώ
rekken
rekken
relativeren
relaxen
remmen
rennen
renoveren
reorganiseren
reorganiseren
repareren
repareren
repatriëren
reserveren
reserveren (voor later)
resorteren onder
respecteren
restaureren
resteren
resumeren
retourneren
richten
richten
richten
richten
rijden
rijden (paard)
rijgen
rijgen
rijpen
rijzen
rijzen
rijzen
rillen
rillen
rimpelen
rimpelen
rimpelen
rinkelen
riskeren
riskeren
ritselen
rochelen
roddelen
roeien
roemen
roepen
roepen
roeren (om - )
roesten
roesten
roken
rollen
rollen
rolschaatsen
rommelen
ronddraaien
ronddragen
ronddwalen
rondgaan
τεντώνω
τσιτώνω
σχετικοποιώ
χαλαρώνω
φρενάρω
τρέχω
ανακαινίζω
αναδιοργανώνω
ανασυγκροτώ
επισκευάζω
μπαλώνω
επαναπατρίζω
κρατάω
διαφυλάσσω
υπάγομαι
σέβομαι
αναστηλώνω
υπολείπομαι
ανακεφαλαιώνω
επιστρέφω
απευθύνω
σημαδεύω
σκοπεύω
στρέφω
οδηγώ
ιππεύω
βελονιάζω
σουβλίζω
ωριμάζω
ανέρχομαι
σηκώνομαι
φουσκώνω
ριγάω
τρέμω
ζαρώνω
ρυτιδώνω
σουφρώνω
κουδουνίζω
διακινδυνεύω
κινδυνεύω
θροΐζω
ξεροχαλιάζω
κουτσομπολεύω
κωπηλατώ
επαινώ
καλώ
φωνάζω
ανακατεύω
οξειδώνομαι
σκουριάζω
καπνίζω
κατρακυλάω
κυλάω
κάνω πατίνια
ψαχουλεύω
στροβιλίζω
περιφέρω
πλανιέμαι
γυρίζω
rondhangen
rondkijken
rondkomen
rondleiden
rondlopen
rondreizen
rondzwerven
rondzwerven
ronselen
rood worden
roodgloeiend maken
roosteren
rotten
rouwen
roven
roven
royeren
ruiken
ruiken (lekker - )
ruilen
ruilen
ruimen
ruimen (uit de weg -)
ruisen
rukken
rusten
rusten
ruzie maken
ruziën
sabbelen
saboteren
samendrukken
samengaan
samenkomen
samenscholen
samenscholen
samenstellen
samenstellen
samenvallen
samenvatten
samenvatten
samenvoegen
samenvoegen
samenvoegen
samenwonen
saneren
sarren
sarren
scannen
schaatsen
schadeloosstellen
schaden
schaden
schaden
schaden
schakelen
schaken
schaken (ontvoeren)
schamen, zich -
συχνάζω
κοιτάζω
τα βγάζω πέρα
ξεναγώ
κυκλοφορώ
γυρίζω
περιφέρομαι
τριγυρίζω
στρατολογώ
κοκκινίζω
πυρακτώνω
ψήνω
σαπίζω
πενθώ
κλέβω
ληστεύω
αποπέμπω
μυρίζω
μοσχοβολάω
αλλάζω
ανταλλάζω ook ανταλλάσσω
εκκενώνω
ξεκάνω
κελαρύζω
τραβάω
ησυχάζω
ξεκουράζομαι
τρώγομαι
μαλώνω
πιπιλίζω
υπονομεύω
συνθλίβω
συνυπάρχω
συνέρχομαι
συγκεντρώνομαι
συναθροίζομαι
αποτελώ
συνθέτω
συμπίπτω
ανακεφαλαιώνω
συνοψίζω
ενώνω
συναρμόζω
συνενώνω
συζώ
εξυγιαίνω
πειράζω
τσιγκλάω
σαρώνω
κάνω πατινάζ
αποζημιώνω
βλάπτω
βλάφτω
ζημιώνω
πειράζω
αλλάζω ταχύτητα οχήματος
παίζω σκάκι
κλέβομαι
ντρέπομαι
schamen, zich schande (te - maken)
scharrelen
schatten
schatten
schatten
schaven (huid)
scheel kijken
scheiden
scheiden (ook huwelijk)
schelden
schelen (geven om)
schelen (verschillen)
schenden
schenken
schenken
schenken
schenken(glazen volschenken)
scheppen
scheppen
scheren (dieren)
scheren (haar)
scheren, zich scherpen
schetsen
scheuren
scheuren
scheuren
scheuren
schieten
schieten (vuurwapen)
schiften (melk)
schijnen
schijnen
schijnen (zon, maan)
schikken
schikken
schilderen
schilderen
schilderen (penseel)
schillen
schillen
schimmelen
schitteren
schitteren
schitteren (fig.)
schoffelen
schokken
schokken
scholen
schommelen
schommelen
schommelen (fig.)
schoonmaken
schoppen
schorsen
schransen
schrapen
schrappen
ντροπιάζομαι
ντροπιάζω
σκαλίζω
αξιολογώ
αποτιμώ
εκτιμώ
γρατσουνίζω
αλληθωρίζω
ξεχωρίζω
χωρίζω
βρίζω
νοιάζομαι
διαφέρω
παραβιάζω
δίνω
δωρίζω
χαρίζω
γεμίζω τα ποτήρια
δημιουργώ
φτυαρίζω
κουρεύω
ξυρίζω
ξυρίζομαι
ακονίζω
σκιαγραφώ
ραγίζω
σκίζομαι
σκίζω
σχίζω
βλασταίνω
πυροβολάω
κόβομαι
λάμπω
φαίνομαι
φέγγω
βολεύω
διευθετώ
βάφω
μπογιατίζω
ζωγραφίζω
αποφλοιώνω
ξεφλουδίζω
μουχλιάζω
λαμποκοπάω
λάμπω
σκίζω
σκαλίζω
σείω
τραντάζω
καταρτίζω
αιωρούμαι
κουνιέμαι
κυμαίνομαι
καθαρίζω
κλοτσάω
αναστέλλω
τρώω τον περίδρομο
ξύνω
διαγράφω
schrappen
schreeuwen
schreeuwen
schreeuwen
schrijven
schrijven
schrikken
schrobben
schroeien
schroeien
schroeven
schudden
schudden
schuilen
schuimen
schuiven
schuiven
schuiven
schuren
schut (voor - zetten)
selecteren
serveren
shoppen
sieren
signaleren
sissen
sissen
sjansen
sjokken
sjorren
sjouwen
skiën
slaan
slaan
slaan
slaap hebben
slachten (dieren)
slachten (mensen)
slachten (mensen)
slagen
slagen in
slagen in
slapen
slapen (van ledematen)
slecht opvoeden
slenteren
slepen
slepen
sleuren
slijpen
slijpen
slijpen (edelstenen)
slijten
slikken
slikken
slingeren
slinken
slippen
slippen (v.e.anker)
ξεγράφω
κράζω
κραυγάζω
φωνάζω
γράφω
συγγράφω
τρομάζω
τρίβω
καψαλίζω
τσουρουφλίζω
βιδώνω
ανακινώ
ταρακουνάω
κρύβομαι
αφρίζω
κυλάω
σπρώχνω
ωθώ
τρίβω
ντροπιάζω
επιλέγω
σερβίρω
ψωνίζω
κοσμώ
εντοπίζω
συρίζω
σφυρίζω
φλερτάρω
αργοσέρνομαι
τραβάω
κουβαλάω
κάνω σκι
κοπανάω
πλήττω
χτυπάω
νυστάζω
σφάζω
μακελεύω
σφαγιάζω
πετυχαίνω
καταφέρνω
κατορθώνω
κοιμάμαι/κοιμούμαι
μουδιάζω
κακομαθαίνω
βολτάρω
ρυμουλκώ
σέρνω
σέρνω
ακονίζω
τροχίζω
κόβω
φθείρομαι
καταπίνω
πίνω
ταλαντεύομαι
συρρικνώνομαι
γλιστράω
ξεσέρνω
slopen
slot (op - doen)
slot (van het - halen)
sloven
sluipen
sluipen
sluiten
sluiten (beëindigen)
sluiten (op slot doen)
slurpen
smachten
smachten
smaken ( - naar)
smaken (goed - )
smeden (metaal)
smeden (plan)
smeken
smeken
smeken
smelten
smelten
smeren
smeren
smeren
smeulen
smijten
smijten
smijten
smokkelen (lett.)
smoren
SMSen (sms ontvangen)
SMSen (sms ontvangen)
SMSen (sms versturen)
SMSen (sms versturen)
smullen
smullen
snakken
snakken naar
snappen
snappen
snateren
sneeuwen (het -)
sneuvelen
snijden
snijden (in stukken -)
snijden, zich snoeien
snoeien
snoepen (lett.)
snuffelen
snuiten
snuiven
snuiven
snurken
solderen
solliciteren
sorteren
sorteren
spannen
κατεδαφίζω
κλειδώνω
ξεκλειδώνω
μοχθώ
γλιστράω
κινούμαι αθόρυβα
κλείνω
περατώνω
κλειδώνω
ρουφάω
λαχταράω
μαραζώνω
έχω γεύση
είμαι νόστιμος, -η,-ο
σφυρηλατώ
διαμορφώνω
εκλιπαρώ
ικετεύω
παρακαλώ
λιώνω
τήκω
αλείφω
γρασάρω
λαδώνω
σιγοκαίω
βροντάω
εκσφενδονίζω
πετάω
κάνω λαθρεμπόριο
πνίγω
λαμβάνω sms
λαμβάνω γραπτό μήνυμα
στέλνω sms
στέλνω γραπτό μήνυμα
απολαμβάνω γεύμα
τρώω με βουλιμία
λαχταράω
ψοφάω (για)
καταλαβαίνω
πιάνω
κρώζω
χιονίζει
πέφτω στη(ν) μάχη
κόβω
τεμαχίζω
κόβομαι
κλαδεύω
περικόπτω
τρώω καραμέλες
σκαλίζω
φυσάω τη(ν) μύτη
ρουθουνίζω
ρουφάω (τη(ν) μύτη)
ροχαλίζω
κολλάω
υποβάλλω αίτηση πρόσληψης
ξεδιαλέγω
ταξινομώ
τεντώνω
spannen
sparen (fin.)
sparen (fin.)
spartelen
spatten
speculeren
speculeren
spel (op het - zetten)
spelen
spelen (een rol -)
spellen
spetteren
spetteren
speuren
speuren
spieken
spieken
spijbelen
spijkeren
spijt hebben
spijten
spinnen
spinnen
spioneren
spitten
spitten
splijten
splijten
splijten
splitsen
splitsen
spoelen
spoken
spoken
sponsoren
sporten
spotten (bespotten)
spotten (bespotten)
spotten (ontdekken)
spreiden
spreken
spreken
spreken (openbaar)
sprenkelen
sprenkelen
springen ( - over)
springen (staan te -)
springen (uit zijn vel -)
sproeien
sproeien
sproeien
sprokkelen
spugen
spugen (braken)
spuien
staan (op de benen -)
staan (passen bij)
staan (zich bevinden)
staande houden
τσιτώνω
αποταμιεύω
οικονομάω
σπαρταράω
πιτσιλίζω
εικάζω
κερδοσκοπώ
κινδυνεύω
παίζω
υποδύομαι
συλλαβίζω
καταβρέχω
πιτσιλίζω
ανιχνεύω
διερευνώ
αντιγράφω
κλέβω σε εξετάσεις
κάνω κοπάνα
καρφώνω
μετανιώνω
λυπάμαι/λυπούμαι
κλώθω
στροβιλίζω
κατασκοπεύω
σκάβω
φτυαρίζω
διασπώ
σκίζω
σχίζω
διασπώ
χωρίζω
ξεπλένω
βρικολακιάζω
στοιχειώνω
χρηματοδοτώ (χορηγία)
αθλούμαι
αστειεύομαι
γελοιοποιώ
εντοπίζω
απλώνω
λαλώ
μιλάω
ρητορεύω
ραντίζω
ψεκάζω
πηδάω
τρώγομαι
σκάζω
καταβρέχω
ραντίζω
ψεκάζω
μαζεύω
φτύνω
κάνω εμετό
διοχετεύω
στέκομαι
ταιριάζω
βρίσκομαι
σταματάω
stagneren
stagneren
staken (in staking gaan)
staken (stoppen)
stallen (vee)
stamelen
stamelen
stampen
stampen
stampen (pureren)
standhouden
standje (een - geven)
stapelen
stappen
stappen
stappen (uitgaan)
staren
starten
starten
starten
staven (met bewijzen -)
steek (in de - laten)
steken
steken (insect)
steken (insect)
steken (pijn)
stelen
stelen (tijd)
stellen (beweren)
stellen (plaatsen)
stellen (plaatsen)
stellen, zich stelpen
stemmen
stemmen (muziekinstrument)
stempelen
stenigen
stenigen
steriliseren
steriliseren
sterker worden
sterven
sterven (dieren)
steunen
steunen (leunen)
steunen (leunen)
steunen (zuchten)
stichten
stijf worden
stijgen
stijgen
stijgen (vermeerderen)
stijgen (vliegtuig)
stikken (doen - )
stikken (lett.)
stikken (naaien)
stilstaan
stilstaan (water)
stimuleren
λιμνάζω
τελματώνω
απεργώ
παύω
σταβλίζω
τραυλίζω
ψελλίζω
κοπανάω
χτυπάω
πολτοποιώ
βαστάω
μαλώνω
στοιβάζω
βαδίζω
βηματίζω
βγαίνω
χαζεύω
αρχίζω
βάζω μπρος
ξεκινάω
τεκμηριώνω
παρατάω
βάζω
κεντρίζω
τσιμπάω
τσούζω
κλέβω
ξεκλέβω
ισχυρίζομαι
θέτω
τοποθετώ
τίθεμαι
σταματάω
ψηφίζω
κουρδίζω (ook -ντ)
σφραγίζω
λιθοβολάω
πετροβολάω
αποστειρώνω
στειρώνω
δυναμώνω
πεθαίνω
ψοφάω
βαστάω
στηρίζομαι
υποστηρίζω
στενάζω
ιδρύω
πιάνομαι
ανεβαίνω
ανυψώνομαι
αυξάνομαι
απογειώνομαι
πνίγω
πνίγομαι
γαζώνω
στέκομαι
λιμνάζω
δραστηριοποιώ
stimuleren
stinken
stofferen
stofzuigen
stoken
stoken (ophitsen)
stollen
stommelen
stoppen
stoppen (ergens in doen)
stoppen (sokken)
stopzetten
storen
stormen
storten
storten (geld - )
storten, zich - op
storten, zich - op
stoten
stoten
stoten
stoten
stoten
stoten (het hoofd - )
stotteren
stouwen (overdadig eten)
stouwen (vracht)
stoven
straffen
stralen
stralen
stralen
stranden
stranden (ook fig.)
strekken
strelen
strelen
strelen
stremmen (belemmeren)
stremmen (belemmeren)
stressen
stressen
streven
streven naar
streven naar
strijden
strijden
strijden
strijken
strikken (vangen)
strikken (veter)
stromen
stromen
strooien
strooien
stropen
struikelen
struikelen
studeren
παρακινώ
βρομάω
ταπετσάρω
σκουπίζω με ηλεκτρική σκούπα
καίω
τσιγκλάω
πήζω
τρεκλίζω
σταματάω
βάζω
μπαλώνω
παύω
ενοχλώ
ορμάω
ρίχνω
καταθέτω
ορμάω
χύνομαι
προσκρούω
σκουντάω
σπρώχνω
τσουγκρίζω
ωθώ
κουτουλάω
τραυλίζω
καταχωνιάζω
στοιβάζω
σιγοβράζω
τιμωρώ
ακτινοβολώ
λάμπω
φεγγοβολάω
εξοκέλλω
ναυαγώ
τεντώνω
ευαρεστώ
θωπεύω
χαϊδεύω
μπλοκάρω
φράζω
αγχώνομαι
στρεσάρομαι
πασχίζω
επιδιώκω
επιζητώ
αγωνίζομαι
ανταγωνίζομαι
πολεμάω
σιδερώνω
παγιδεύω
δένω
κυλάω
τρέχω
ρίχνω
σκορπίζω
λαθροκυνηγώ
παραπατάω
σκοντάφτω
μελετάω
studeren
σπουδάζω
stuiteren
αναπηδάω
stukgaan
χαλάω
stukmaken
καταστρέφω
stukmaken
χαλάω
sturen
στέλνω
sturen (besturen)
οδηγώ
sudderen
σιγοβράζω
suffen
κουτουλάω
suffen
νυστάζω
suizen
βουΐζω
suizen
κελαρύζω
sukkelen (vaak ziek zijn)
είμαι φιλάσθενος,-η,-ο
surfen (internet)
σερφάρω
sussen
ηρεμώ
tanken
βάζω καύσιμα
tarten
προκαλώ
tasten
αγγίζω
tasten
πασπατεύω
tasten
ψηλαφώ
taxeren
αποτιμώ
taxeren
εκτιμώ
tegengaan
καταπολεμάω
tegenhouden
κρατάω
tegenhouden
σταματάω
tegenkomen
ανταμώνω
tegenkomen
συναντάω
tegenspreken
αντιλέγω
tegenspreken
διαφωνώ
tegenstribbelen
αντιστέκομαι
tegenvallen
απογοητεύω
teisteren
μαστίζω
teisteren
πλήττω
tekeergaan (storm)
μαίνομαι
tekenen (afbeelding)
ζωγραφίζω
tekenen (ondertekenen)
υπογράφω
tekenen (ontwerp)
σχεδιάζω
telefoneren
τηλεφωνάω
telen
καλλιεργώ
teleurstellen
απογοητεύω
tellen (berekenen)
καταμετρώ
tellen (berekenen)
μετράω
tellen (meetellen)
λαμβάνω υπόψη
temmen
ημερώνω
tennissen
παίζω τένις
tentoonstellen
εκθέτω
terugbetalen
ξεπληρώνω
terugbrengen (iets naar iemand)
επιστρέφω
terugbrengen (in oorspronkelijke staat)
επαναφέρω
terugbrengen (verminderen)
μειώνω
terugbuigen
ανακάμπτω
terugdeinzen
διστάζω
terugdeinzen
κωλώνω
teruggaan
επιστρέφω
teruggeven
γυρίζω
terugkaatsen (voorwerp)
αναπηδάω
terugkeren
γυρίζω
terugkeren
ξαναγυρίζω
terugkijken
αναπολώ
terugkomen
terugroepen
terugsturen
terugtrekken
terugtrekken, zich terugtrekken, zich terugtrekken, zich terugtrekken, zich terugtrekken, zich terugverlangen
terugwinnen
terugzien
terugzien (terugblikken)
testen
testen
tevoorschijn komen
tevoorschijn komen
tevredenstellen
tevredenstellen
teweegbrengen
teweegbrengen
thuisbrengen (bestemmen)
thuisbrengen (lett.)
thuisbrengen (zich herinneren)
tieren
tijd (op - doen)
tijd (op - komen)
tikken (eieren)
tikken (typen)
tillen (opheffen)
tillen (oplichten)
timmeren
tintelen
tintelen (ogen)
tippelen
tiranniseren
tobben
tochten (het - hier)
toebehoren
toebrengen
toebrengen
toedienen
toe-eigenen, zich toegeven
toegeven
toegeven
toejuichen
toekennen (prijs)
toekennen (uitkering)
toekijken
toekijken
toekomen
toekomen (ergens aan -)
toelaten
toelichten
toenemen
toepassen
toereikend zijn
toerekenen
επιστρέφω
ανακαλώ
στέλνω πίσω
αποσύρω
αποσύρομαι
αποτραβιέμαι
μαζεύομαι
οπισθοχωρώ
υποχωρώ
νοσταλγώ
ανακτώ
ξαναβλέπω
κοιτάζω πίσω
δοκιμάζω
εξετάζω
βγαίνω
προβάλλω
ευχαριστώ
ικανοποιώ
προκαλώ
προξενώ
προσδιορίζω
φέρνω στο σπίτι
θυμάμαι/θυμούμαι
λυσσομανάω
προλαβαίνω
προλαβαίνω
τσουγκρίζω
δακτυλογραφώ
σηκώνω
εξαπατάω
καρφώνω
μυρμηγκιάζω
σπινθηροβολάω
ψωνίζομαι
τυραννώ
σκοτίζομαι
κάνει ρεύμα εδώ
ανήκω
καταφέρνω
προξενώ
χορηγώ
οικειοποιούμαι
ομολογώ
παραδέχομαι
υποκύπτω
επικροτώ
απονέμω
χορηγώ
κοιτάζω
παρατηρώ
ανήκω
φτάνω
επιτρέπω
επεξηγώ
αυξάνομαι
εφαρμόζω
φθάνω
καταλογίζω
toeren
toeschrijven
toeslaan
toespreken
toestaan
toestaan
toestemmen
toetakelen
toeteren
toetreden
toetreden
toetsen
toetsen
toevertrouwen
toevlucht (zijn – nemen tot)
toevlucht (zijn – nemen tot)
toevoegen
toewijzen
toewijzen
toezien op
tolken
tolken
tollen
tonen
tonen
tonen
toveren
trachten
trachten
trainen
trainen
trainen
trakteren
trakteren
transpireren
transporteren
traplopen
trappen
trappen (-op)
treffen (ontmoeten)
treffen (raken)
treffen (teisteren)
treiteren
trekken
trekken (vogels)
treuren
treuren
treuren
treuzelen
treuzelen
trillen
trillen
trimmen (sporten)
triomferen
trommelen
troosten
troosten
trots zijn op
trotseren
ταξιδεύω
αποδίδω
χτυπάω
απευθύνομαι
αφήνω
επιτρέπω
συμφωνώ
κακοποιώ
κορνάρω
εντάσσομαι
προσχωρώ
εξετάζω
υποβάλλω σε δοκιμή
εμπιστεύομαι
καταφεύγω
προσφεύγω
προσθέτω
αναθέτω
εκχωρώ
εποπτεύω
διερμηνεύω
μεταφράζω
στριφογυρίζω
δείχνω
εμφανίζω
παρουσιάζω
κάνω μάγια
επιχειρώ
προσπαθώ
γυμνάζω
εκγυμνάζω
προπονώ
κερνάω
φιλεύω
ιδρώνω
μεταφέρω
ανεβαίνω σκάλες
κλοτσάω
πατάω
συναντάω
πετυχαίνω
πλήττω
βασανίζω
τραβάω
αποδημώ
θλίβομαι
θλίβομαι
λυπάμαι/λυπούμαι
αργοπορώ
αργώ
δονούμαι
τρέμω
αθλούμαι
θριαμβεύω
τυμπανίζω
παρηγοράω
παρηγορώ
καμαρώνω
αντιμετωπίζω
trouwen
trouwen (uithuwelijken)
tsjilpen
turen
tussenbeide komen
tussenbeide komen
tutoyeren
twijfel (in - trekken)
twijfelen
twisten
typen
uitademen
uitbarsten
uitbaten
uitbesteden
uitbetalen
uitbetalen
uitblinken
uitblinken
uitbreiden
uitbreiden
uitbreken
uitbreken
uitbuiten
uitchecken
uitdagen
uitdelen
uitdoen
uitdoen (sigaret/licht)
uitdrogen
uitdrogen (rivier)
uitdruipen (laten - )
uitdrukken (formuleren)
uitdrukken (formuleren)
uitdunnen
uiteenlopen
uiteenlopen
uiteenzetten
uiteenzetten
uiteenzetten
uiten
uitgaan (doven)
uitgaan (stappen)
uitgeleide doen
uitgeleide doen
uitgeven (boek)
uitgeven (geld)
uitgeven (geld)
uitglijden
uithangen (ergens vaak komen)
uithollen
uithollen
uithouden
uitjouwen
uitjouwen
uitkeren
uitkeren
uitkijken (oppassen)
uitkijken (uitzicht hebben op)
παντρεύομαι
παντρεύω
τιτιβίζω
περιεργάζομαι
επεμβαίνω
μεσολαβώ
μιλάω στον ενικό
αμφισβητώ
αμφιβάλλω
φιλονικώ
δακτυλογραφώ
εκπνέω
ξεσπάω
εκμεταλλεύομαι
αναθέτω
καταβάλλω
πληρώνω
αριστεύω
σκίζω
διευρύνω
επεκτείνω
δραπετεύω
ξεσπάω
εκμεταλλεύομαι
αναχωρώ
προκαλώ
μοιράζω
βγάζω
σβήνω
στεγνώνω
ξεραίνομαι
στραγγίζω
διατυπώνω
εκφράζω
αραιώνω
αποκλίνω
διαφέρω
εκθέτω
εξηγώ
παρουσιάζω
εκφράζω
σβήνω
βγαίνω
κατευοδώνω
ξεπροβοδίζω
εκδίδω
δαπανώ
ξοδεύω
γλιστράω
συχνάζω
βαθουλώνω
κοιλαίνω
αντέχω
αποδοκιμάζω
γιουχάρω
καταβάλλω
πληρώνω
προσέχω
έχω θέα σε
uitkijken (verlangen)
uitkleden
uitkleden
uitkomen (schikken)
uitkomen (voorspelling)
uitlachen
uitladen
uitladen
uitlaten (hond)
uitlaten, zich uitleggen
uitleggen
uitlenen
uitleven, zich uitleven, zich uitloggen
uitlokken
uitlopen
uitloven
uitmaken (- voor)
uitmaken (relatie) (τα)
uitmaken (verschil uitmaken)
uitmonden (rivier)
uitmoorden
uitmoorden
uitmunten
uitnodigen
uitoefenen
uitoefenen
uitpakken
uitpakken
uitpersen
uitpraten
uitproberen
uitpuilen
uitputten
uitputten
uitreiken
uitrekenen
uitrekken
uitroeien
uitroeien
uitrukken (ontwortelen)
uitrusten (rusten)
uitrusten (voorzien van)
uitrusten (voorzien van)
uitschakelen (apparaat)
uitschakelen (apparaat)
uitschakelen (tegenstander)
uitscheiden (stoppen)
uitschelden
uitschrijven (register)
uitsluiten
uitspoelen
uitspreiden
uitspreken
uitspreken
uitspreken, zich uitstaan (iemand kunnen -)
προσβλέπω
γδύνω
ξεντύνω
βολεύω
βγαίνω
περιγελάω
εκφορτώνω
ξεφορτώνω
βγάζω περίπατο
εκφράζομαι
εξηγώ
ερμηνεύω
δανείζω
διασκεδάζομαι
ξεφαντώνω
αποσυνδέομαι
εκμαιεύω
διαρκώ πέραν του κανονικού
προσφέρω αμοιβή+B4124
αποκαλώ
χαλάω
έχω σημασία
χύνομαι
μακελεύω
σφαγιάζω
αριστεύω
προσκαλώ
ασκώ
εξασκώ
ξεπακετάρω
ξετυλίγω
στείβω
ξεκαθαρίζω
δοκιμάζω
προεξέχω
καταπονώ
ξεκάνω
απονέμω
υπολογίζω
τεντώνω
εξολοθρεύω
εξοντώνω
ξεριζώνω
ξεκουράζομαι
εξοπλίζω
εφοδιάζω
απενεργοποιώ
σβήνω
εξουδετερώνω
σταματάω
βρίζω
διαγράφω
αποκλείω
ξεπλένω
απλώνω
εκφράζω
προφέρω
εκφράζομαι
χωνεύω
uitstallen
uitstappen
uitstappen
uitsteken
uitsteken
uitstellen
uitstellen
uitsterven
uitstrekken
uitstrekken
uittrekken
uittrekken (kies)
uitvergroten
uitverkopen
uitvinden
uitvoer (ten - brengen)
uitvoeren
uitvoeren (exporteren)
uitvoeren (volbrengen)
uitwijken
uitwijzen (beslissen)
uitwijzen (bewijzen)
uitwijzen (vreemdeling)
uitwisselen
uitwissen
uitwringen
uitwringen
uitzetten
urineren
vacant zijn
vaccineren
val (in de – laten lopen)
vallen
vallen onder
vallen op
vangen
vangen (met een val)
varen
varen
variëren
variëren
variëren
vastbinden
vasten
vastgrijpen, zich vasthouden
vasthouden
vasthouden (mening)
vastklemmen
vastleggen (registreren)
vastleggen (vastmaken)
vastlopen
vastlopen
vastlopen
vastlopen (fig.)
vastmaken
vaststellen
vaststellen
vaststellen
εκθέτω
αποβιβάζομαι
κατεβαίνω
εξέχω
προεξέχω
αναβάλλω
αναστέλλω
αφανίζομαι
απλώνω
τεντώνω
βγάζω
εξάγω
μεγεθύνω
ξεπουλάω
εφευρίσκω
πραγματοποιώ
διενεργώ
εξάγω
εκτελώ
παραμερίζω
αποφασίζω
αποδεικνύω
απελαύνω
ανταλλάσσω ook ανταλλάζω
σβήνω
στείβω
στραγγίζω
σβήνω
ουρώ
χηρεύω
εμβολιάζω
παγιδεύω
πέφτω
υπάγομαι
γουστάρω
πιάνω
παγιδεύω
πλέω
ταξιδεύω (με πλοίο)
διακυμαίνομαι
κυμαίνομαι
ποικίλλω
δένω
νηστεύω
πιάνομαι
βαστάω
κρατάω
εμμένω
σφηνώνω
καταγράφω
δένω
κολλάω
μαγκώνω
σφηνώνω
σκαλώνω
στερεώνω
διαπιστώνω
εξακριβώνω
καθορίζω
vaststellen
vaststellen
vatten
vatten (begrijpen)
vechten
vechten
vechten
vegen
vegen
veilen
veilen
veiligstellen
vellen (boom)
vellen (doden)
ventileren
verachten
verafgoden
verafgoden
verafschuwen
veranderen
veranderen
veranderen
veranderen
veranderen
veranderen
veranderen
verantwoording afleggen
verbannen
verbannen
verbazen
verbazen
verbazen, zich verbergen
verbergen
verbergen
verbeteren
verbeteren
verbeteren
verbieden
verbinden (telefoon)
verbinden (wond)
verbinding maken met
verbleken
verbleken
verblijven
verblijven
verblijven (einde brief)
verblinden
verblinden
verblinden
verbokkelen
verbouwen
verbouwen
verbouwen (gewassen)
verbranden (doen -)
verbranden (verbrand raken)
verbreden
verbreken
verbreken
ορίζω
προσδιορίζω
πιάνω
κατανοώ
αγωνίζομαι
παλεύω
πολεμάω
σαρώνω
σκουπίζω
δημοπρατώ
εκπλειστηριάζω
εξασφαλίζω
κόβω
σκοτώνω
αερίζω
περιφρονώ
θεοποιώ
λατρεύω
σιχαίνομαι
αλλάζω
αλλοιώνομαι
μεταβάλλω
μεταποιώ
μετατρέπω
τρέπω
τροποποιώ
λογοδοτώ
εκτοπίζω
εξορίζω
εκπλήσσω
καταπλήσσω
παραξενεύομαι
αποκρύπτω
κρύβω
υποκρύπτω
βελτιώνω
διορθώνω
καλυτερεύω
απαγορεύω
συνδέω
δένω
συνδέομαι
ξεθωριάζω
χλομιάζω
διαμένω
μένω
διατελώ
θαμπώνω
στραβώνω
τυφλώνω
θρυμματίζω
ανακαινίζω
ανακατασκευάζω
καλλιεργώ
καίω
καίγομαι
πλαταίνω
διακόπτω
λύνω
verbrijzelen
verbrijzelen
verbrokkelen
verbruiken
verbuigen
verbuigen
verbuigen
verbuigen
verdampen
verdedigen
verdedigen
verdedigen
verdedigen (iemand -)
verdedigen, zich verdedigen, zich verdelen
verdelen (de meningen -)
verdelgen
verdenken
verdenken
verdienen
verdienen
verdoen (zijn tijd -)
verdoezelen
verdommen (schelen)
verdommen (vertikken)
verdoofd raken
verdoofd raken
verdorren
verdoven
verdoven
verdraaien
verdragen
verdragen
verdragen
verdragen
verdriet hebben
verdriet hebben
verdrijven
verdringen
verdringen
verdringen
verdrinken
verdrinken (doen -)
verdubbelen
verduidelijken
verduidelijken
verduidelijken
verduisteren
verduisteren (ontvreemden)
verdunnen
verduren (te - krijgen)
verdwalen
verdwijnen
verdwijnen
vereenvoudigen
vereenvoudigen
vereenzelvigen
vereenzelvigen, zich -
συνθλίβω
συντρίβω
κομματιάζω
καταναλώνω
κλίνω
παραμορφώνω
στραβώνω
στρεβλώνω
εξατμίζομαι
προασπίζω
υπερασπίζομαι
υπερασπίζω
συνηγορώ
αμύνομαι
υπερασπίζομαι
μοιράζω
διχάζω
εξολοθρεύω
υποπτεύομαι
υποψιάζομαι
βγάζω
κερδίζω
χασομεράω
συγκαλύπτω
νοιάζομαι
αρνούμαι
μουδιάζω
πιάνομαι
ξεραίνομαι
αναισθητοποιώ
ναρκώνω
παραμορφώνω
ανέχομαι
αντέχω
σηκώνω
υπομένω
πονάω
στενοχωριέμαι
διώχνω
απωθώ
εκτοπίζω
παραγκωνίζω
πνίγομαι
πνίγω
διπλασιάζω
αποσαφηνίζω
διευκρινίζω
ξεκαθαρίζω
συσκοτίζω
υπεξαιρώ
αραιώνω
δέχομαι
χάνομαι
εξαφανίζομαι
χάνομαι
απλοποιώ
απλουστεύω
ταυτίζω
ταυτίζομαι
vereffenen
vereffenen
vereffenen
vereisen
vereisen
vereisen
verenigen
verenigen
verergeren (erger maken)
verfijnen
verfraaien
verfrissen
verfrissen, zich vergaan
vergaan
vergaderen
vergaderen
vergallen
vergelijken
vergelijken
vergelijken
vergelijken
vergelijken
vergemakkelijken
vergen
vergeten
vergeten
vergeven
vergewissen
vergezellen
vergiftigen
vergiftigen
vergissen, zich vergissen, zich vergissen, zich vergrendelen
vergroten
vergroten (groter maken)
vergroten (vermeerderen)
verharden
verheffen
verhelpen
verheugen
verheugen, zich verhinderen
verhitten (lett.)
verhogen
verhogen
verhogen (prijs e.d.)
verhongeren
verhoren
verhuizen
verhullen
verhullen
verhuren
verhuren
verifiëren
verifiëren
verifiëren
εκκαθαρίζω
ξεκαθαρίζω
τακτοποιώ
απαιτώ
χρειάζομαι
χρήζω
ενώνω
συνασπίζω
επιδεινώνω
εξευγενίζω
ωραιοποιώ
δροσίζω
δροσίζομαι
ναυαγώ
χάνομαι
συνεδριάζω
συσκέπτομαι
χαλάω
αντιπαραβάλλω
αντιπαραθέτω
παραβάλλω
παρομοιάζω
συγκρίνω
διευκολύνω
προϋποθέτω
λησμονώ
ξεχνάω
συγχωρώ
διακριβώνω
συνοδεύω
δηλητηριάζω
φαρμακώνω
κάνω λάθος
πλανιέμαι
σφάλλω
ασφαλίζω
μεγαλώνω
μεγεθύνω
αυξάνω
σκληραίνω
υψώνω
διορθώνω
χαροποιώ
χαίρομαι
εμποδίζω
θερμαίνω
αυξάνω
υψώνω
ανεβάζω
λιμοκτονώ
ανακρίνω
μετακομίζω
κρύβω
σκεπάζω
εκμισθώνω
νοικιάζω
διακριβώνω
εξακριβώνω
επαληθεύω
verijdelen
verjagen
verjagen
verjaren
verkennen
verkennen
verkennen
verkeren
verklappen
verklappen
verklaren
verklaren
verklaren
verkleden, zich - (omkleden)
verkleden, zich (vermommen)
verkleumen
verkleuren
verknoeien
verknoeien
verkoelen
verkopen
verkorten
verkracht worden
verkrachten
verkreukelen
verkrijgen
verkruimelen
verkwisten
verkwisten
verlagen
verlagen
verlagen
verlangen
verlangen
verlangen naar
verlangen naar
verlangen naar
verlaten
verlaten
verlaten
verleiden
verleiden
verleiden
verleiden
verlenen
verlenen
verlengen
verleppen
verlichten (inzicht bezorgen)
verlichten (ontlasten)
verlichten (van licht voorzien)
verliezen
verliezen
verlokken
verloochenen
verlopen
verlopen
verlossen
verloten
ματαιώνω
διώχνω
εκτοπίζω
παραγράφομαι
αναγνωρίζω
ανιχνεύω
εξερευνώ
τελώ
αποκαλύπτω
φανερώνω
αιτιολογώ
δηλώνω
εξηγώ
αλλάζω ρούχα
μεταμφιέζομαι
ξεπαγιάζω
ξεθωριάζω
τα θαλασσώνω
τα κάνω θάλασσα
δροσίζω
πουλάω
συντομεύω
βιάζομαι
βιάζω
τσαλακώνω
αποκτάω
θρυμματίζομαι
σπαταλάω
χαραμίζω
κατεβάζω
μειώνω
χαμηλώνω
επιθυμώ
λαχταράω
αποθυμάω
ορέγομαι
ποθώ
αφήνω
εγκαταλείπω
παρατάω
αποπλανώ
παραπλανάω
πλανεύω
σαγηνεύω
παρέχω
χορηγώ
παρατείνω
μαραίνομαι
διαφωτίζω
ελαφρύνω
φωτίζω
νικιέμαι
χάνω
σαγηνεύω
απαρνούμαι
λήγω
παρέρχομαι
λυτρώνω
κληρώνω
verloven
verloven
vermageren
vermaken (kleding)
vermaken, zich vermanen
vermanen
vermeerderen
vermeerderen
vermeerderen
vermelden
vermelden
vermenigvuldigen
vermijden
vermijden
vermijden
verminderen
verminderen
verminken
vermoeden
vermoeid raken
vermoeid raken
vermoeien
vermommen, zich vermoorden
vermoorden
vermorzelen
vermorzelen
vernauwen
vernederen
vernemen
vernemen
vernielen
vernielen
vernietigen
vernietigen
vernieuwen
vernieuwen
vernissen
veronachtzamen
veronachtzamen
veronderstellen
veronderstellen
veronderstellen
veronderstellen
verongelukken
verontreinigen
verontrusten
verontschuldigen
veroordelen
veroordelen
veroordelen
veroordelen
veroorloven
veroorzaken
veroorzaken
veroorzaken
verouderen
veroveren
αρραβωνιάζομαι
μνηστεύω
αδυνατίζω
μεταποιώ
διασκεδάζω
επιτιμώ
νουθετώ
αυξάνω
πολλαπλασιάζω
προσαυξάνω
αναφέρω
μνημονεύω
πολλαπλασιάζω
αποφεύγω
παρακάμπτω
προλαβαίνω
ελαττώνω
μειώνω
ακρωτηριάζω
υποψιάζομαι
κόβομαι
κουράζομαι
κουράζω
μεταμφιέζομαι
δολοφονώ
σκοτώνω
συντρίβω
τσαλαπατάω
στενεύω
ταπεινώνω
μαθαίνω
πληροφορούμαι
καταστρέφω
ρημάζω
εξολοθρεύω
καταστρέφω
ανανεώνω
εκσυγχρονίζω
βερνικώνω
αμελώ
παραμελώ
εικάζω
προϋποθέτω
υποθέτω
φαντάζομαι
σκοτώνομαι
ρυπαίνω
ανησυχώ
δικαιολογώ
αποδοκιμάζω
επικρίνω
κακίζω
καταδικάζω
επιτρέπω
δημιουργώ
προκαλώ
προξενώ
παλιώνω
κατακτάω
verpesten
verplaatsen
verplaatsen
verplaatsen
verplaatsen
verplegen
verpletterd worden
verpletteren
verpletteren
verpletteren
verplichten
verplichten
verpulveren
verraden
verraden
verrassen
verrassen
verrekenen
verrijken
verrijken (bijv. kennis)
verroesten
verrotten
verschaffen
verscheuren
verscheuren
verscheuren
verschijnen
verschijnen
verschillen
verschillen (van mening)
verschonen
verschonen
verschroeien
verschroeien
verschrompelen
verschrompelen
verschuilen, zich verschuiven (plaats)
verschuiven (plaats)
verschuiven (tijd)
verschuldigd zijn
versieren
versieren
versieren (iemand - )
versieren (iemand - )
versieren (iemand - )
verslaan
verslaan
verslaan (rapporteren)
verslagen worden
verslappen
verslappen
verslechteren
verslepen
verslijten
verslikken, zich verslinden
verslinden
versnellen
χαλάω
μεταθέτω
μετακινώ
μετατοπίζω
μεταφέρω
νοσηλεύω
συντρίβομαι
συνθλίβω
συντρίβω
τσακώνω
αναγκάζω
υποχρεώνω
κονιοποιώ
προδίνω
φανερώνω
αιφνιδιάζω
ξαφνιάζω
συμψηφίζω
πλουτίζω
εμπλουτίζω
σκουριάζω
σαπίζω
παρέχω
κατασπαράζω
ξεσχίζω
σχίζω
εμφανίζομαι
παρουσιάζομαι
διαφέρω
διαφωνώ
αλλάζω
καθαρίζω
καψαλίζω
τσουρουφλίζω
ζαρώνω
μαραίνομαι
κρύβομαι
μετακινώ
μετατοπίζω
μεταθέτω
οφείλω
διακοσμώ
στολίζω
ερωτοτροπώ
κάνω καμάκι
ρίχνω
νικάω
τρώω
καλύπτω
νικιέμαι
εξασθενώ
χαλαρώνω
χειροτερεύω
ξεσέρνω
παλιώνω
στραβοκαταπίνω
καταβροχθίζω
κατασπαράζω
επιταχύνω
versnipperen
versnipperen
verspelen
versperren
versperren
verspillen
verspillen
verspreiden
verspreiden
verstaan
verstaan
verstaan
versteld staan
versterken
versterken
versterken
verstijven
verstommen (doen -)
verstoppen
verstoppen
verstoppen
verstoppen, zich verstopt raken
verstoten
verstrekken
verstrekken
verstrekken (een pensioen -)
verstrijken
verstrijken
verstuiken
versturen
vertalen
vertederen
vertegenwoordigen
vertegenwoordigen
vertellen
vertellen
verteren
vertolken
vertonen
vertonen (films)
vertragen
vertrekken
vertrekken
vertrekken
vertroebelen
vertroetelen
vertrouwd maken
vertrouwen
vertrouwen
vervagen
vervagen
verval (in - raken)
vervallen
vervallen
vervallen
vervallen tot
vervalsen
vervalsen
κομματιάζω
τεμαχίζω
χάνω
κλείνω
φράζω
σπαταλάω
χαραμίζω
διασκορπίζω
σκορπίζω
ακούω
καταλαβαίνω
κατανοώ
κοκκαλώνω
δυναμώνω
ισχυροποιώ
τονώνω
κοκαλώνω
σωπαίνω
βουλώνω
καταχωνιάζω
κρύβω
κρύβομαι
φράζω
αποβάλλω
παρέχω
χορηγώ
συνταξιοδοτώ
παρέρχομαι
περνάω
στραμπουλάω
στέλνω
μεταφράζω
τρυφεραίνω
αντιπροσωπεύω
εκπροσωπώ
διηγούμαι
λεώ (λέγω)
χωνεύω
ερμηνεύω
παρουσιάζω
προβάλλω
καθυστερώ
αναχωρώ
αποχωρώ
φεύγω
θολώνω
κανακεύω
εξοικειώνω
βασίζομαι
εμπιστεύομαι
εξασθενίζω
ξεθωριάζω
παρακμάζω
ακυρώνομαι
λήγω
ξεπέφτω
καταντάω
νοθεύω
πλαστογραφώ
vervangen
vervangen
vervelen, zich vervelen, zich vervellen
verven
verven
verven
vervloeken
vervloeken
vervoegen
vervoegen, zich
vervoeren
vervoeren
vervolgen
vervolgen
vervreemden (uit elkaar groeien)
vervullen
verwaardigen, zich verwaarlozen
verwachten
verwachten
verwarmen
verwarren
verwarren
verwateren
verwekken
verwelken
verwelken (doen - )
verwelkomen
verwelkomen
verwennen
verwennen
verwensen
verweren, zich verweren, zich verwerken
verwerken (verdriet)
verwerpen
verwerpen
verwerven
verwezenlijken
verwezenlijken
verwijden
verwijden
verwijderd zijn van
verwijderen
verwijderen
verwijderen
verwijten
verwijten
verwijzen
verwijzen naar
verwisselen
verwisselen
verwoesten
verwoesten
verwoesten
verwonden
αναπληρώνω
αντικαθιστώ
βαριέμαι
πλήττω
ξεφλουδίζομαι
βάφω
μπογιατίζω
χρωματίζω
αναθεματίζω
καταριέμαι
κλίνω
παρουσιάζομαι
διακινώ
μεταφέρω
διώκω
συνεχίζω
αποξενώνω
εκπληρώνω
καταδέχομαι
παραμελώ
αναμένω
περιμένω
ζεσταίνω
μπερδεύω
μπλέκω
νερώνω
γεννάω
μαραίνομαι
μαραγκιάζω
καλωσορίζω
υποδέχομαι
κακομαθαίνω
κανακεύω
αναθεματίζω
αμύνομαι
υπερασπίζομαι
κατεργάζομαι
ξεπερνάω
αποκρούω
απορρίπτω
αποκτάω
πραγματοποιώ
υλοποιώ
ανοίγω
πλαταίνω
απέχω
απομακρύνω
αφαιρώ
βγάζω
κατηγορώ
μέμφομαι
παραπέμπω
αναφέρομαι (σε)
αλλάζω
μπερδεύω
ερειπώνω
καταστρέφω
ρημάζω
ματώνω
verwonden
verwonden
verzachten
verzadigen, zich verzaken
verzamelen
verzamelen
verzamelen
verzamelen
verzegelen
verzegelen
verzekeren
verzekeren
verzenden
verzetten, zich verzetten, zich verzilveren
verzinnen
verzinnen
verzinnen
verzoeken
verzoeken
verzoeken
verzoenen
verzoenen, zich verzorgen
verzorgen
verzorgen
verzuchten
verzuchten
verzuimen
verzuimen
verzuipen
verzuipen
verzuren
verzwakken (zwakker maken)
verzwakken (zwakker worden)
verzwijgen
verzwijgen
verzwijgen
verzwikken
verzwikken
vestigen
vestigen
vieren
vieren (feest -)
vies maken
vijlen
villen
vinden
vinden
vinden (mening)
vinden (mening)
vinden (mening)
vissen
vissen
vlechten
vleien
vleien
πληγώνω
τραυματίζω
μαλακώνω
χορταίνω
απαρνούμαι
μαζεύω
περισυλλέγω
συγκεντρώνω
συλλέγω
βουλώνω
σφραγίζω
ασφαλίζω
εξασφαλίζω
στέλνω
αντιδρώ
αντιστέκομαι
εξαργυρώνω
επινοώ
μηχανεύομαι
σκαρφίζομαι
αιτούμαι
ζητάω
παρακαλώ
συμφιλιώνω
μονοιάζω
περιθάλπω
περιποιούμαι
φροντίζω
αναστενάζω
στενάζω
αμελώ
παραλείπω
πνίγομαι
πνίγω
ξινίζω
εξασθενίζω
εξασθενώ
αποκρύπτω
αποσιωπώ
παρασιωπώ
εξαρθρώνω
στραμπουλάω
ιδρύω
καθιερώνω
γιορτάζω
πανηγυρίζω
λερώνω
λιμάρω
γδέρνω
ανακαλύπτω
βρίσκω
κρίνω
νομίζω
πιστεύω
αλιεύω
ψαρεύω
πλέκω
καλοπιάνω
κολακεύω
vlekken
vliegen
vloeien
vloeien
vloeien
vloeken
vloeken
vloeken (van kleuren)
vluchten
vluchten
voeden
voeden
voeden
voederen
voegen
voelen
voelen
voelen
voelen (aanraken)
voeren
voeren
volbrengen
volbrengen
voldoen
volgen
volgen (navolgen)
volhouden
volhouden
volschelden (de huid -)
voltooien
voltooien
voltrekken
vondeling (te- leggen)
vonken
voor zijn
voorbereiden
voorbereiden
voorbijgaan
voorbijgaan
voorbijgaan (inhalen)
voorbijstreven
voordoen, zich voordoen, zich voorgaan
voorkeur (de – geven aan)
voo'rkomen
voo'rkomen
voo'rkomen
voorko'men
voorko'men
voorlezen
voorlichten
voorlichten
voorschieten
voorschrijven
voorspellen
voorspellen
voorstellen
voorstellen (introduceren)
λεκιάζω
πετάω
κυλάω
ρέω
τρέχω
βλαστημάω
βρίζω
δεν ταιριάζει
λακίζω
το σκάω
θηλάζω
ταΐζω
τρέφω
ταΐζω
ενώνω
αισθάνομαι
διαισθάνομαι
νιώθω
αγγίζω
οδηγώ
ταΐζω
ολοκληρώνω
περατώνω
ικανοποιώ
παρακολουθώ
ακολουθώ
βαστάω
επιμένω
σκυλοβρίζω
ολοκληρώνω
περατώνω
εκτελώ
εκθέτω
σπινθηροβολάω
προλαβαίνω
ετοιμάζω
προετοιμάζω
παρέρχομαι
περνάω
προσπερνάω
προσπερνάω
παρουσιάζομαι
τυχαίνω
προπορεύομαι
προτιμάω
συμβαίνω
τυχαίνω
φαίνομαι
αποφεύγω
προλαβαίνω
διαβάζω
ενημερώνω
πληροφορώ
προκαταβάλλω
ορίζω
μαντεύω
προφητεύω
παρουσιάζω
συστήνω
voorstellen, zich voortbrengen
voortbrengen
voortduren
voortduwen
voortgaan
voortgaan
voortgaan
voortkomen uit
voortmaken
voortplanten
voortrekken
voortslepen, zich voortstuwen
voortzetten
voortzetten
vooruitlopen
vooruitlopen (conclusies)
voorvoelen
voorzien ( - in)
voorzien (- van)
voorzien (levensonderhoud)
vorderen (eisen)
vorderen (eisen)
vorderen (voortgaan)
vorderen (voortgaan)
vormen
vormen
vormen
vormen
vormen
vormen
vormen (deel uitmaken van)
vormen, zich vouwen
vouwen
vragen
vragen ( - om)
vrezen
vrijen
vullen
vullen (kies)
vuur (- uit de sloffen lopen)
waaien
waarborgen
waard zijn
waarderen
waarderen
waarmaken
waarmaken
waarmaken (bewijzen)
waarnemen
waarnemen
waarschuwen
wachten
wachten
wachten
wagen
wagen
φαντάζομαι
γεννάω
δημιουργώ
διαρκώ
τσουλάω
προοδεύω
προχωράω
τραβάω
προέρχομαι
βιάζομαι
αναπαράγω
ευνοώ
σέρνομαι
προωθώ
εξακολουθώ
συνεχίζω
προπορεύομαι
προτρέχω
διαισθάνομαι
καλύπτω
εφοδιάζω
συντηρούμαι
αξιώνω
απαιτώ
προοδεύω
προχωράω
δημιουργώ
διαμορφώνω
διαπλάθω
μορφώνω
πλάθω
σχηματίζω
αποτελώ
σχηματίζομαι
διπλώνω
τσακίζω
ρωτάω
γυρεύω
φοβάμαι / φοβούμαι
κάνω έρωτα
γεμίζω
σφραγίζω
σκίζομαι
φυσάω
εξασφαλίζω
αξίζω
αξιολογώ
εκτιμώ
εκπληρώνω
επαληθεύω
τεκμηριώνω
αισθάνομαι
παρατηρώ
προειδοποιώ
αναμένω
καρτεράω
περιμένω
αποτολμάω
τολμάω
waggelen
waken
waken
wakker blijven
wakker blijven
wakker maken
wakker worden
wakker zijn
walgen
walgen
walmen
walsen
walsen (dansen)
wandelen
wandeling maken
wanhopig zijn
wankelen
wapenen
wapenen, zich wapperen
warmdraaien
warmlopen
wassen
wassen (schoonmaken)
wassen, zich wassen, zich water ( - geven)
waterskiën
watersporten
watertanden (doen -)
wedden
wederopbouwen
wedijveren
wedijveren
weduwe/weduwnaar worden
weergeven
weergeven (woorden)
weerhouden
weerhouden
weerkaatsen
weerkaatsen
weerleggen
weerspiegelen
wegbrengen
wegen
wegen
weggaan
weggaan
weggaan
weggeven
weggooien
wegjagen
wegjagen
wegkwijnen
wegkwijnen
weglaten
weglopen
weglopen
wegnemen
τρικλίζω
αγρυπνάω
φυλάω
αγρυπνάω
ξαγρυπνάω
ξυπνάω
ξυπνάω
ξαγρυπνάω
αηδιάζω
σιχαίνομαι
καπνίζω
κυλινδρώνω
χορεύω βαλς
περπατάω
βολτάρω
απελπίζομαι
τρικλίζω
οπλίζω
οπλίζομαι
κυματίζω
προθερμαίνομαι
προθερμαίνομαι
λούζω
πλένω
λούζομαι
πλένομαι
ποτίζω
κάνω θαλάσσιο σκι
κάνω θαλάσσια αθλήματα
ξελιγώνω
στοιχηματίζω
ανοικοδομώ
ανταγωνίζομαι
συναγωνίζομαι
χηρεύω
αναπαράγω
παραφράζω
κρατάω
συγκρατώ
ανακλώ
αντανακλώ
αντικρούω
αντικατοπτρίζω
πηγαίνω
ζυγίζω
σταθμίζω
αποχωρώ
πηγαίνω
φεύγω
χαρίζω
απορρίπτω
διώχνω
κυνηγάω
λιώνω
μαραζώνω
παραλείπω
το σκάω
φεύγω
αφαιρώ
wegnemen
wegnemen
wegslepen
wegvliegen
wegvoeren
weiden
weifelen
weigeren
weken
weken
wekken
wekken
wenden
wenden
wenden, zich - tot
wenden, zich - tot
wenken
wenken
wennen
wennen
wensen (toewensen)
wensen (willen)
weren
weren
weren, zich weren, zich werken
werken
werken (uitwerking hebben)
werken (uitwerking hebben)
werken (uitwerking hebben)
werpen
werpen (jongen)
werpen (steelse blikken)
wervelen
werven
weten
weten
weven
wiebelen
wiebelen
wieden
wiegen
wijden (in dienst stellen van)
wijken
wijken
wijken
wijsmaken
wijten
wijzen
wijzigen
wijzigen
wijzigen
wikkelen
wikkelen
wild maken
wild worden
willen
willen
βγάζω
παίρνω
ρυμουλκώ
πετιέμαι
απομακρύνω
βοσκάω
διστάζω
αρνούμαι
μουλιάζω
μουσκεύω
αφυπνίζω
ξυπνάω
γυρίζω
τρέπω
απευθύνομαι
στρέφομαι
γνέφω
νεύω
εγκλιματίζομαι
συνηθίζω
εύχομαι
επιθυμώ
αποκρούω
απωθώ
αμύνομαι
αντιστέκομαι
δουλεύω
εργάζομαι
δρω
ενεργώ
λειτουργώ
ρίχνω
γεννάω
κρυφοκοιτάζω
στροβιλίζω
στρατολογώ
γνωρίζω
ξέρω
υφαίνω
κουνιέμαι
ταλαντεύομαι
ξεχορταριάζω
κουνάω
αφιερώνω
παραμερίζω
υποκύπτω
υποχωρώ
ξεγελάω
αιτιολογώ
δείχνω
αλλάζω
μεταβάλλω
τροποποιώ
περιτυλίγω
τυλίγω
αγριεύω
αγριεύω
επιθυμώ
θέλω
winden
winkelen
winkelen
winnen
winnen
wisselen
wisselen (geld -)
wisselen (van gedachten - )
wissen
wissen
witten
witten
woeden
woeden
woedend maken
woekeren
woelen (in bed -)
woelen (in de aarde -)
wonen
wonen
wonen
worden
worstelen
wortelen
wreken
wrijven
wroeten
wurgen
wurgen
zaaien
zagen
zakken
zakken
zakken (examen)
zakken (in elkaar -)
zakken (laten - /examen)
zakken (laten -)
zakken (laten -)
zaniken
zegenen
zegevieren
zeggen
zeiken (plassen)
zeiken (zaniken)
zeilen
zekerstellen
zelfmoord plegen
zenden
zenuwen (op de - werken)
zetten
zetten
zetten (in elkaar -)
zeulen
zeuren
zeuren
zeven
zichtbaar zijn
zien
zien (eruit zien)
τυλίγω
κάνω ψώνια
ψωνίζω
κερδίζω
νικάω
ανταλλάσσω ook ανταλλάζω
χαλάω
συνεννοούμαι
διαγράφω
σβήνω
ασβεστώνω
ασπρίζω
λυσσομανάω
μαίνομαι
εξαγριώνω
κερδοσκοπώ
στριφογυρίζω
σκαλίζω
διαμένω
κατοικώ
μένω
γίνομαι
παλεύω
ριζώνω
εκδικούμαι
τρίβω
σκαλίζω
πνίγω
στραγγαλίζω
σπέρνω
πριονίζω
κατεβαίνω
πέφτω
κόβομαι
σωριάζομαι
κόβω
κατεβάζω
χαμηλώνω
γκρινιάζω
ευλογώ
θριαμβεύω
λεώ (λέγω)
κατουράω
κλαψουρίζω
κάνω ιστοπλοΐα
κατοχυρώνω
αυτοκτονώ
στέλνω
εκνευρίζω
βάζω
τοποθετώ
συναρμολογώ
σέρνω
γκρινιάζω
παραπονιέμαι
κοσκινίζω
φαίνομαι
βλέπω
φαίνομαι
zijn
zijn
zijn (ergens toevallig -)
zingen
zinken
zinspelen op
zitten
zitting houden
zoeken
zoeken
zoeken
zoenen
zogen
zomen
zomer (de - doorbrengen)
zonnebaden
zonnen
zorgen
zorgen maken, zich zuchten
zuigen
zuipen
zuiveren
zuiveren
zwaaien
zwaaien
zwaaien
zwachtelen
zwalken
zwammen
zwart maken
zwart maken
zwart worden
zwellen (doen -)
zwellen (opzwellen)
zwemmen
zwenken
zweren
zwerven
zweten
zwetsen
zweven
zwichten
zwichten
zwijgen
zwoegen
zwoegen
zwoegen
zwoegen (laten -)
είμαι
υπάρχω
τυχαίνω
τραγουδάω
βουλιάζω
υπαινίσσομαι
κάθομαι
συνεδριάζω
αναζητάω
γυρεύω
ψάχνω
φιλάω
θηλάζω
ρελιάζω
παραθερίζω
κάνω ηλιοθεραπεία
κάνω ηλιοθεραπεία
φροντίζω
σκοτίζομαι
αναστενάζω
ρουφάω
μπεκρουλιάζω
εξαγνίζω
καθαρίζω
κουνάω
κουνιέμαι
ταλαντεύομαι
φασκιώνω
περιφέρομαι
λέω κουραφέξαλα
αμαυρώνω
μαυρίζω
μαυρίζω
πρήζω
πρήζομαι
κολυμπάω
λοξοδρομώ
ορκίζομαι
περιπλανιέμαι
ιδρώνω
αερολογώ
αιωρούμαι
υποκύπτω
υποχωρώ
σιωπώ
κοπιάζω
μοχθώ
πασχίζω
παιδεύω